Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Stukken van het geding
3.Feiten
e-mailbericht van 20 maart 2016.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij niet tijdig heeft gereageerd op haar e-mail van 20 maart 2016, waarin zij om uitleg vroeg over een onverwachte inhouding op haar salaris. Daarnaast beschuldigt zij de gerechtsdeurwaarder ervan loonbeslag te hebben gelegd terwijl er een betalingsregeling was overeengekomen. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam had eerder de klacht deels gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder berispt.
Het hof heeft de zaak behandeld op 8 februari 2018, waarbij de gerechtsdeurwaarder en zijn compagnon verschenen, terwijl klaagster niet aanwezig was. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer waren gepresenteerd. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder binnen een redelijke termijn heeft gereageerd op de e-mail van klaagster en dat er geen sprake was van onzorgvuldig handelen met betrekking tot het loonbeslag. De gerechtsdeurwaarder had de betalingen uit het loonbeslag hervat nadat klaagster weer inkomen ontving, en hij had klaagster tijdig geïnformeerd over de situatie.
Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de kamer vernietigd en beide klachtonderdelen ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van gerechtsdeurwaarders in het kader van communicatie en het naleven van betalingsregelingen.