ECLI:NL:GHAMS:2018:1352

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
23-003596-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake telefonische bedreiging van een sociaal psychiatrisch verpleegkundige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van telefonische bedreiging van een sociaal psychiatrisch verpleegkundige, die werkzaam was bij een GGZ-instelling. De bedreigingen vonden plaats op 9 juni 2016 te Purmerend, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit zoals: 'Ik heb hier een kogel voor je klaar liggen' en 'Ik kom nu om een kogel door je kop te schieten'. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 400 met een proeftijd van 2 jaar. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte slechts voor de bedreiging van de verpleegkundige verantwoordelijk was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 100 met een proeftijd van 1 jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de bedreiging en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder onherroepelijk was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de ernst van bedreigingen in de zorgsector en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003596-16
datum uitspraak: 9 april 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-146267-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 9 juni 2016, te Purmerend, [slachtoffer] en/of twee of meer onbekend gebleven medewerkers van GGZ [plaats 1] en [plaats 2], meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] en/of twee of meer medewerkers telkens (telefonisch) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik heb hier een kogel voor je klaar liggen", "Ik heb jullie namen genoteerd, ik zoek jullie op", "ik kom nu om een kogel door je kop te schieten" en/of "Ik heb ook voor jou nog een kogel. Ik ken mensen die jou nog wel een lesje kunnen leren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere straf komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 9 juni 2016 te Purmerend [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] telefonisch dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb ook voor jou nog een kogel" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 400, subsidiair 8 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 400, subsidiair 8 dagen hechtenis met een proeftijd van 1 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan telefonische bedreiging van een sociaal psychiatrisch verpleegkundige, die werkzaam was bij een GGZ instelling en destijds haar hulpverlener was. Door haar handelen heeft zij bij het slachtoffer gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht.
De verdachte is blijkens een haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 maart 2018 niet eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft gelet op de straf die in soortgelijke zaken pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), te weten een geldboete van € 250. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof echter aanleiding om daarvan in het voordeel van de verdachte af te wijken. Voor de strafoplegging is tevens van belang dat het hof – anders dan de advocaat-generaal – slechts de bedreiging van [slachtoffer] bewezen acht.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 100 met een proeftijd van 1 jaar passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. M.L.M. van der Voet en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 april 2018.