Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Nadere bewijsoverweging
opzettelijkniet heeft voldaan aan de verplichting medewerking te verlenen aan het ademonderzoek. Subsidiair is aangevoerd dat is gehandeld in strijd met het Besluit Alcoholonderzoeken (hierna: het Besluit), omdat de verdachte heeft meegewerkt aan het alcoholonderzoek en desondanks in strijd met het bepaalde in artikel 9 van het Besluit geen herhaling van het onderzoek heeft plaatsgehad. Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de verdachte, nadat het ademonderzoek ondanks de medewerking van de verdachte niet voltooid is kunnen worden, ten onrechte niet is gevraagd om toestemming voor het uitvoeren van een bloedonderzoek.
kunnenmeewerken. Gelet hierop en op de hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken staat voor het hof buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte niet heeft
willenmeewerken en het ademonderzoek heeft gefrustreerd. Het primaire standpunt mist op grond daarvan doel. Het subsidiaire en het meer subsidiaire standpunt, die ook zijn gestoeld op de gedachte dat de verdachte wél heeft willen meewerken, gaan om dezelfde redenen mank. Met betrekking tot het meer subsidiaire standpunt merkt het hof nog op dat ook indien de verdachte toestemming voor een bloedonderzoek zou hebben gegeven, zulks niet aan een veroordeling wegens overtreding van artikel 163, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 in de weg zou hebben gestaan (vgl. Hoge Raad 13 mei 1997, DD 1997/243).