ECLI:NL:GHAMS:2018:1332

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
23-003628-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal van een drone

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal van een drone ter waarde van € 1.149,00. De diefstal vond plaats op 20 juli 2017, waarbij de verdachte samen met een ander handelde. Het hof heeft vastgesteld dat de diefstal op gewiekste wijze is uitgevoerd, wat heeft bijgedragen aan de ernst van het feit. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de diefstal is gepleegd en de impact op het winkelend publiek en de gedupeerden. De verdachte heeft geen respect getoond voor het eigendomsrecht van het winkelbedrijf en heeft bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003628-17
datum uitspraak: 18 april 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-138083-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 april 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 20 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een drone, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds nu daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 20 juli 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een drone, toebehorende aan [bedrijf].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam, die anders dan het hof niet bewezen heeft geacht dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander handelde, heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00, bij niet betalen te vervangen door 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte – uitgaande van eenzelfde bewezenverklaring als het hof – zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Op gewiekste wijze hebben zij een kostbare drone (waarde € 1.149,00) weggenomen met behulp van een geprepareerde tas. De verdachte heeft er aldus blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het gedupeerde winkelbedrijf. Daarbij komt dat zij met haar handelwijze zal hebben bijgedragen aan gevoelens van onbehagen en onveiligheid van het winkelend publiek en dat de gedupeerde uitbater van de elektronicawinkel de nodige tijd kwijt is geweest met de afwikkeling van de ontvreemding.
Het hof heeft acht geslagen op de straf die bij een eenvoudige winkeldiefstal pleegt te worden opgelegd, welke straf zijn weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een forse geldboete genoemd. De gewiekste wijze waarop de diefstal is uitgevoerd, de aanzienlijke waarde van de weggenomen drone en de omstandigheid dat de verdachte dit vergrijp in samenwerking met een ander heeft begaan, weegt het hof echter in sterk strafverzwarende zin mee. Het hof acht daarom - alles overziend - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. In het voorgaande ligt besloten dat niet kan worden volstaan met een mildere strafsoort, noch met een voorwaardelijke straf, zoals door de raadsvrouw is bepleit. De nauwelijks uitgewerkte en niet onderbouwde stelling dat de verdachte het bewezen feit in een moeilijke periode van haar leven heeft gepleegd en haar leven inmiddels heeft gebeterd, acht het hof van onvoldoende gewicht om een andere uitkomst te rechtvaardigen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. J.J.I. de Jong en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van A.D. Renshof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 april 2018.
[…]