In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk verkopen van een gebruikershoeveelheid cocaïne op 18 juni 2016 te Amsterdam. De politierechter had een geldboete opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep op 4 april 2018 heeft de verdachte ontkend het feit te hebben begaan en de geloofwaardigheid van de verklaring van de medeverdachte betwist. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de medeverdachte betrouwbaar was en dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en kwam tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-nakoming. Het hof benadrukte de ernst van de verkoop van harddrugs en de impact daarvan op de volksgezondheid en de samenleving. De opgelegde straf werd als passend en geboden beschouwd, gezien de omstandigheden van de zaak en de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.