ECLI:NL:GHAMS:2018:1302

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
200.213.979/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg vaststellingsovereenkomst inzake beëindiging samenwerking en auteursrechtelijke geschil over foto’s

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting Broot (in liquidatie) en een andere appellante tegen Stichting Administratiekantoor Collectie Hein Mader. De zaak betreft een geschil over de uitleg van een vaststellingsovereenkomst die betrekking heeft op de beëindiging van een samenwerking tussen de partijen. De appellanten zijn in hoger beroep gekomen van een eindvonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin hun vorderingen zijn afgewezen. De kern van het geschil draait om de vraag of Stichting Mader de foto’s van beelden van Hein Mader op haar website mocht publiceren zonder toestemming van de appellanten. De appellanten stellen dat zij auteursrechthebbende zijn op deze foto’s en dat er schade is ontstaan door de publicatie zonder toestemming. Het hof heeft vastgesteld dat de vaststellingsovereenkomst niet expliciet de overdracht van auteursrechten op de foto’s omvatte, en dat de appellanten geen afstand hebben gedaan van hun rechten op deze foto’s. Het hof concludeert dat Stichting Mader niet gerechtigd was om de foto’s te gebruiken zonder toestemming van de appellanten. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij de vorderingen van de appellanten zijn afgewezen en hen is opgedragen de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.213.979/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: 4314215 CV EXPL 15-19052
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 april 2018
inzake

1.STICHTING BROOT (IN LIQUIDATIE),

gevestigd te De Marne,
2. [appellante sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. C.J. van Dijk te Ede,
tegen
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR COLLECTIE HEIN MADER,
gevestigd te Mantgum, gemeente Littenseradiel,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.W. Horstman te Velsen-Zuid.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna tezamen Broot c.s. (in vrouwelijk enkelvoud) en afzonderlijk Stichting Broot en [appellante sub 2] genoemd. Geïntimeerde wordt hierna Stichting Mader genoemd.
Broot c.s. is bij dagvaarding van 9 januari 2017 in hoger beroep gekomen van het eindvonnis van 17 oktober 2016 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna ook: het vonnis), onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen haar als eiseres en Stichting Mader als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- akte correctie kostenoverzicht ex artikel 1019h Rv.;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak op 2 februari 2018 doen bepleiten door hun voornoemde advocaten, elk aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Bij die gelegenheid is door Stichting Mader, met instemming van Broot c.s., een nadere kostenspecificatie in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Broot c.s. heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Broot c.s. in eerste aanleg alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Stichting Mader in de volledige proceskosten van beide instanties op de voet van artikel 1019h Rv.
Stichting Mader heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing – uitvoerbaar bij voorraad – over de proceskosten.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.4 de vaststaande feiten vermeld die zij bij de beoordeling van onderhavige zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover Broot c.s. met haar eerste grief opkomt tegen een deel van de feiten onder 1.4 van het bestreden vonnis, zal het hof met dit bezwaar in het onderstaande rekening houden. Voor het overige zijn de feiten in hoger beroep niet in geschil dan wel onvoldoende betwist, zodat het hof deze als uitgangspunt zal nemen, waar nodig samengevat en aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1
Stichting Mader beheert de beelden, werken, modellen, intellectuele eigendommen en andere vermogensrechten voortkomend uit het gedachtegoed en/of werkzaamheden van Hein Mader. Hein Mader (9-3-1925 tot 31-10-2011) was beeldend kunstenaar.
3.1.2
Stichting Broot hield zich bezig met het bedenken en creëren van culturele en kunstzinnige projecten met een link naar de sociale omgeving. Stichting Broot is ontbonden per 1 juli 2014. [appellante sub 2] was directrice van Stichting Broot en is na ontbinding van de stichting benoemd tot vereffenaar.
3.1.3
Op 6 augustus 2011 sloot stichting Mader met Stichting Broot een samenwerkingsovereenkomst. Tussen partijen is over de uitvoering van deze overeenkomst een geschil ontstaan, waarna deze overeenkomst door partijen is ontbonden bij vaststellingsovereenkomst van 8 januari 2014 (hierna ook: vaststellingsovereenkomst). In de vaststellingsovereenkomst is onder meer vermeld:
VASTSTELLING ONTBINDING OVEREENKOMST
(…)
Nemen in aanmerking dat:

Partijen op 6 augustus 2011 een overeenkomst hebben afgesloten betreffende werkzaamheden voor de collectie beelden welke in eigendom zijn van Stichting Mader (…)

(…) Partijen bij deze vaststellen dat de overeenkomst is ontbonden en zij in gezamenlijk overleg de gevolgen van deze overeenkomst wensen te regelen. (…)

Partijen tevens een overeenkomst hebben met betrekking tot het project Lauwersmeer (gedateerd 8 juni 2011), beide partijen genoegzaam bekend, welke overeenkomst uitdrukkelijk niet ontbonden wordt en geen onderdeel uitmaakt van de afspraken zoals opgenomen in deze vaststellingsovereenkomst, tenzij specifiek benoemd;
Artikel 2 Verplichtingen Stichting Broot
2.1.
Stichting Broot zal (…) aan Stichting Mader de volgende zaken (…) verstrekken of (doen) overdragen:
- (…)
- de domeinnaam [domeinnaam] ;
2.2
Stichting Broot, alsmede mevrouw [appellante sub 2] in privé verklaart door ondertekening van deze overeenkomst ten behoeve van Stichting Mader afstand te doen van alle eventuele eigendomsrechten die door de Stichting Broot zijn verkregen betrekking hebbend op Hein Mader, (…), en deze bij deze aan Stichting Mader over te dragen, met dien verstande dat de volgende rechten die betrekking hebben op en/of ontstaan zijn uit het project Lauwersmeer geen onderdeel uitmaken van deze afstandsverklaring (zie ook artikel 4 van deze overeenkomst).
Het betreftuitsluitend de volgende rechten:
- (…)
- Alle foto’s speciaal genomen voor deze tentoonstelling [Lauwersmeer tentoonstelling, hof], uit archief van [appellante sub 2] c.q. Stichting Broot;
- (…)
Artikel 4 Intellectueel eigendom Stichting Broot
4.1
Indien en voor zover Stichting Mader gebruik wenst te maken van materiaal, waarop Stichting Broot de intellectuele eigendomsrechten heeft zoals beschreven in artikel 2.2, zal zij deze wens schriftelijk aan Stichting Broot kenbaar maken. Stichting Broot zal het gebruik van het materiaal kosteloos toestaan, tenzij dit onredelijk bezwarend is voor Stichting Broot.
4.2
indien Stichting Broot kosten maakt voor het laten (her)gebruiken door Stichting Madervan het materiaal (…), dan komen deze kosten voor rekening van Stichting Mader. Stichting Broot dient vooraf aan te geven of (her)gebruik tot een kostenvergoeding leidt ten einde Stichting Mader in de gelegenheid te stellen al dan niet tot (her)gebruik over te gaan.
4.3
Indien het (her)gebruik van het materiaal door Stichting Mader een commercieel karakter draagt of vermoedelijk zal dragen, maken partijen voor aanvang van het (her)gebruik afspraken over een redelijke vergoeding voor het (her)gebruik van het materiaal”.
3.1.4
Broot c.s. heeft Stichting Mader enkele maanden na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst medegedeeld (bij e-mail van 26 maart 2014 en bij brieven van 1 april 2014 en 27 mei 2014) dat (i) op de homepage van de website [website 1] een zestal foto’s van beelden van Hein Mader stond afgebeeld (hierna ook de foto’s), (ii) [appellante sub 2] auteursrechthebbende is met betrekking tot de foto’s, (iii) voor dit gebruik van de foto’s geen toestemming is gegeven aan Stichting Mader en (iv) aldus sprake is van auteursrechtinbreuk. Broot c.s. stelt hierdoor schade te hebben geleden, door haar begroot op € 5.105,60 .
3.1.5
Stichting Mader heeft op deze aanspraken van Broot c.s. gereageerd bij e-mail van 4 juni 2014 en bij brief van 11 juli 2014 (gericht aan het incassobureau van Broot c.s.). Op 4 juni 2014 heeft Stichting Mader de foto’s van haar website verwijderd. Stichting Mader stelt zich primair op het standpunt dat zij de foto’s als onderdeel van de website openbaar mocht maken, omdat de domeinnaam [domeinnaam] aan haar was overdragen op grond van de vaststellingsovereenkomst. Daarnaast betwist Stichting Mader onder meer dat de foto’s voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen en Broot c.s. schade heeft geleden.
3.2
Broot c.s. heeft in eerste aanleg gevorderd Stichting Mader bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van € 5.105,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en voorts tot betaling van de integrale proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv. De kantonrechter heeft de vorderingen van Broot c.s. integraal afgewezen, met veroordeling van Broot c.s. in de proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv., begroot op een bedrag van € 2.495,25.
3.3
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering komt Broot c.s. op met drie grieven.
3.4
Grief 1is gericht tegen het uitgangspunt van de kantonrechter dat ten tijde van de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst de foto’s op de website [website 1] stonden. Sinds april 2013 was de oorspronkelijke website van Stichting Hein Mader (een verouderde versie) niet meer te zien en werden bezoekers van de website [website 1] door middel van een re-direct rechtstreeks geleid naar [website 2] , alwaar de nieuwe website was te zien. De foto’s maakten onderdeel uit van deze nieuwe website. Pas na de overdracht ingevolge de afspraken in de vaststellingsovereenkomst werd de re-direct door [appellante sub 2] verwijderd. Broot c.s. concludeert aldus dat de overdracht geen betrekking kan hebben gehad op de foto’s omdat deze op dat moment niet op de website [website 1] maar op de website [website 2] stonden. Met
grief 2voert Broot c.s. aan dat de kantonrechter ten onrechte voorbij is gegaan aan de in de vaststellingsovereenkomst geformuleerde uitzondering voor de overdracht van auteursrechten die betrekking hebben op en/of ontstaan zijn uit het project Lauwersmeer. Deze uitzondering heeft mede betrekking op de foto’s en leidt ertoe, aldus Broot c.s., dat gebruik schriftelijke toestemming verlangt en dat hiervoor een vergoeding dient te worden betaald. Met
grief 3komt Broot c.s. op tegen de proceskostenveroordeling.
3.5
Het hof ziet reden de eerste en tweede grief gezamenlijk te behandelen. Niet in geschil tussen partijen is dat Broot c.s., als onderdeel van de samenwerking, ten behoeve van Stichting Mader een nieuwe website ontwikkelde. De foto’s maakten onderdeel uit van deze website. Evenmin is in geschil tussen partijen dat vanaf april 2013 de bezoekers van de website [website 1] deze nieuwe website te zien kregen. Ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, op 8 januari 2014, waren partijen er voorts mee bekend dat de domeinnaam [website 1] op naam stond van Broot c.s. en dat de nieuwe website aan bezoekers via een re-direct werd getoond omdat de inhoud hiervan (feitelijk) nog in handen was van Broot c.s. De vaststellingsovereenkomst strekt tot ontbinding van de samenwerking (met uitzondering van de overeenkomst voor het project Lauwersmeer) en het regelen van de gevolgen hiervan. Onderdeel van de gemaakte afspraken is de overdracht door Stichting Broot aan Stichting Mader van “
de domeinnaam [domeinnaam]”(artikel 2.1).
3.6
In artikel 2.2 van de vaststellingsovereenkomst doet Broot c.s. ten behoeve van Stichting Mader afstand van alle eventuele intellectuele eigendomsrechten die in het kader van de samenwerking zijn ontstaan. Op deze afstand van rechten wordt een uitzondering gemaakt ten behoeve van bepaalde rechten die – kort samengevat – betrekking hebben op de Lauwersmeertentoonstelling, waaronder “
Alle foto’s speciaal genomen voor deze tentoonstelling(…)”. Met Broot c.s. gaat het hof ervan uit dat de foto’s op de website speciaal zijn genomen voor deze tentoonstelling. Stichting Mader heeft dit weliswaar in hoger beroep betwist, maar aangezien deze betwisting onvoldoende is gemotiveerd en eerder door haar is erkend dat het de foto’s van de Lauwersmeertentoonstelling betreft (onder meer in de e-mail van [X] d.d. 4 juni 2014 en in de conclusie van dupliek), gaat het hof hieraan voorbij. Uitgangspunt is derhalve dat door Broot c.s. geen afstand is gedaan van eventueel bestaande intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot deze foto’s. Voor zover Stichting Mader gebruik wenst te maken van materiaal waarop laatstgenoemde rechten zouden rusten, zou dat uitsluitend zijn toegestaan met inachtneming van de voorwaarden zoals bepaald in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst.
3.7
Het hof is van oordeel dat, gegeven de taalkundige betekenis van voornoemde afspraken in de vaststellingsovereenkomst en gegeven de hiervoor geschetste omstandigheden, partijen aan overdracht van “
de inhoud” in artikel 2.1 redelijkerwijze geen andere betekenis mochten toekennen en van elkaar mochten verwachten, dan dat hiermee wordt gedoeld op de inhoud van de nieuwe website zoals deze te zien was voor bezoekers vanaf april 2013 en dat in deze overdracht ligt besloten het recht van Stichting Mader die website te mogen (blijven) gebruiken. Partijen beoogden met de vaststellingsovereenkomst immers een situatie te bewerkstelligen waarin zij zonder elkaar verder konden en ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst was de inhoud van de nieuwe website (feitelijk) nog in handen van Broot c.s., terwijl deze inhoud specifiek ten behoeve van Stichting Mader was ontwikkeld en sinds april 2013 al in gebruik was genomen. Daar komt bij dat als de uitleg van Broot c.s. zou worden gevolgd, namelijk dat met “
de inhoud” wordt gedoeld op de verouderde website die al sinds april 2013 niet meer te zien was, niet valt in te zien waarom het voor partijen wenselijk en/of nodig was deze verouderde website over te dragen aan Stichting Mader. Door Broot c.s. zijn geen omstandigheden gesteld die hiervoor een logische verklaring geven en/of anderszins haar uitleg kunnen dragen. Dit klemt te meer nu onbestreden is gesteld dat de doorwijslink slechts een praktische reden had en dat daaraan geen auteursrechtelijke motieven ten grondslag lagen. Evenmin valt onder de geschetste omstandigheden en bij gebreke van expliciete andersluidende afspraken in de vaststellingsovereenkomst in te zien dat het recht op (voortgezet) gebruik van de nieuwe website door Stichting Mader niet zou gelden voor een bepaald deel van die website, namelijk het afbeelden van de foto’s. De afspraken van partijen in artikel 2.2 maken dit geenszins duidelijk, ook niet in samenhang met artikel 4. Uit het gegeven dat Broot c.s. in artikel 2.2 de eventuele intellectuele eigendomsrechten op de foto’s voorbehoudt en het gebruik van deze foto’s op grond van artikel 4 toestemming verlangt, behoefde Stichting Mader redelijkerwijze niet te begrijpen dat zij de website weliswaar overgedragen kreeg, maar dat voorgezet gebruik inclusief de foto’s toch niet was toegestaan zonder eerst aanvullende toestemming te verkrijgen van Broot c.s. Gegeven de taalkundige betekenis van de genoemde bepalingen en wat partijen hiermee beoogden, volgt uit artikel 4 dat deze bepaling geen betrekking heeft op de in artikel 2.1 overgedragen website, maar betrekking heeft op mogelijke andere (toekomstige) materialen die Stichting Mader in gebruik wenst te (gaan) nemen en waarop Broot c.s. haar rechten in artikel 2.2 van de vaststellingsovereenkomst heeft voorbehouden. Grieven 1 en 2 falen.
3.8
Grief 3 is gericht tegen de proceskostenveroordeling van Boot c.s. Nu grieven 1 en 2 falen, slaagt ook grief 3 niet omdat Broot c.s. terecht in het ongelijk is gesteld en zij geen andersluidende bezwaren tegen de proceskostenveroordeling heeft aangevoerd. De slotsom is dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen.
3.9
Zijdens Stichting Mader is verzocht Broot c.s. te veroordelen – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten op voet van 1019h Rv., maar zij heeft dit ter zitting bij monde van haar advocaat genuanceerd door haar verzoek op grond van 1019h Rv. te beperken voor het geval het hof toekomt aan de inbreukvraag op grond van het door Broot c.s. ingeroepen auteursrecht. Nu het hof aan dat laatste niet is toegekomen wordt de door Stichting Mader gestelde voorwaarde niet vervuld, zodat het hof de proceskostenveroordeling zal baseren op het liquidatietarief.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Broot c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Stichting Mader begroot op € 716 aan verschotten en € 1.896 voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, J.F. Aalders en A.W.G. Artz en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.