Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.STICHTING BROOT (IN LIQUIDATIE),
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Partijen op 6 augustus 2011 een overeenkomst hebben afgesloten betreffende werkzaamheden voor de collectie beelden welke in eigendom zijn van Stichting Mader (…)
(…) Partijen bij deze vaststellen dat de overeenkomst is ontbonden en zij in gezamenlijk overleg de gevolgen van deze overeenkomst wensen te regelen. (…)
Partijen tevens een overeenkomst hebben met betrekking tot het project Lauwersmeer (gedateerd 8 juni 2011), beide partijen genoegzaam bekend, welke overeenkomst uitdrukkelijk niet ontbonden wordt en geen onderdeel uitmaakt van de afspraken zoals opgenomen in deze vaststellingsovereenkomst, tenzij specifiek benoemd;
grief 2voert Broot c.s. aan dat de kantonrechter ten onrechte voorbij is gegaan aan de in de vaststellingsovereenkomst geformuleerde uitzondering voor de overdracht van auteursrechten die betrekking hebben op en/of ontstaan zijn uit het project Lauwersmeer. Deze uitzondering heeft mede betrekking op de foto’s en leidt ertoe, aldus Broot c.s., dat gebruik schriftelijke toestemming verlangt en dat hiervoor een vergoeding dient te worden betaald. Met
grief 3komt Broot c.s. op tegen de proceskostenveroordeling.
de domeinnaam [domeinnaam]”(artikel 2.1).
Alle foto’s speciaal genomen voor deze tentoonstelling(…)”. Met Broot c.s. gaat het hof ervan uit dat de foto’s op de website speciaal zijn genomen voor deze tentoonstelling. Stichting Mader heeft dit weliswaar in hoger beroep betwist, maar aangezien deze betwisting onvoldoende is gemotiveerd en eerder door haar is erkend dat het de foto’s van de Lauwersmeertentoonstelling betreft (onder meer in de e-mail van [X] d.d. 4 juni 2014 en in de conclusie van dupliek), gaat het hof hieraan voorbij. Uitgangspunt is derhalve dat door Broot c.s. geen afstand is gedaan van eventueel bestaande intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot deze foto’s. Voor zover Stichting Mader gebruik wenst te maken van materiaal waarop laatstgenoemde rechten zouden rusten, zou dat uitsluitend zijn toegestaan met inachtneming van de voorwaarden zoals bepaald in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst.
de inhoud” in artikel 2.1 redelijkerwijze geen andere betekenis mochten toekennen en van elkaar mochten verwachten, dan dat hiermee wordt gedoeld op de inhoud van de nieuwe website zoals deze te zien was voor bezoekers vanaf april 2013 en dat in deze overdracht ligt besloten het recht van Stichting Mader die website te mogen (blijven) gebruiken. Partijen beoogden met de vaststellingsovereenkomst immers een situatie te bewerkstelligen waarin zij zonder elkaar verder konden en ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst was de inhoud van de nieuwe website (feitelijk) nog in handen van Broot c.s., terwijl deze inhoud specifiek ten behoeve van Stichting Mader was ontwikkeld en sinds april 2013 al in gebruik was genomen. Daar komt bij dat als de uitleg van Broot c.s. zou worden gevolgd, namelijk dat met “
de inhoud” wordt gedoeld op de verouderde website die al sinds april 2013 niet meer te zien was, niet valt in te zien waarom het voor partijen wenselijk en/of nodig was deze verouderde website over te dragen aan Stichting Mader. Door Broot c.s. zijn geen omstandigheden gesteld die hiervoor een logische verklaring geven en/of anderszins haar uitleg kunnen dragen. Dit klemt te meer nu onbestreden is gesteld dat de doorwijslink slechts een praktische reden had en dat daaraan geen auteursrechtelijke motieven ten grondslag lagen. Evenmin valt onder de geschetste omstandigheden en bij gebreke van expliciete andersluidende afspraken in de vaststellingsovereenkomst in te zien dat het recht op (voortgezet) gebruik van de nieuwe website door Stichting Mader niet zou gelden voor een bepaald deel van die website, namelijk het afbeelden van de foto’s. De afspraken van partijen in artikel 2.2 maken dit geenszins duidelijk, ook niet in samenhang met artikel 4. Uit het gegeven dat Broot c.s. in artikel 2.2 de eventuele intellectuele eigendomsrechten op de foto’s voorbehoudt en het gebruik van deze foto’s op grond van artikel 4 toestemming verlangt, behoefde Stichting Mader redelijkerwijze niet te begrijpen dat zij de website weliswaar overgedragen kreeg, maar dat voorgezet gebruik inclusief de foto’s toch niet was toegestaan zonder eerst aanvullende toestemming te verkrijgen van Broot c.s. Gegeven de taalkundige betekenis van de genoemde bepalingen en wat partijen hiermee beoogden, volgt uit artikel 4 dat deze bepaling geen betrekking heeft op de in artikel 2.1 overgedragen website, maar betrekking heeft op mogelijke andere (toekomstige) materialen die Stichting Mader in gebruik wenst te (gaan) nemen en waarop Broot c.s. haar rechten in artikel 2.2 van de vaststellingsovereenkomst heeft voorbehouden. Grieven 1 en 2 falen.