In zijn verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van de vrouw gaat de man uit van een belastingtarief in Polen van 18% over een inkomen tot PLN 85.528, afgerond € 20.010,- en 32% over het meerdere. Het hof komt die tarieven juist voor en zal daarvan uitgaan.
Het onder 5.12 vermelde inkomen van € 18.333,- bruto per maand, zijnde € 219.996,- bruto per jaar leidt op grond van die tarieven tot een inkomen van € 152.398,- netto per jaar (€ 219.996,- -/- € 3.602,- (18% van € 20.010,-) -/- 63.996,- (32% van € 199.986,-), zijnde € 12.700,- netto per maand.
Uitgaande van een bijstandsnorm voor een alleenstaande en de door de man opgevoerde premie voor een zorgverzekering, alsmede de onder 5.7 genoemde overige inkomsten, leidt dit tot een draagkracht van de man van € 11.605,- (€ 12.700,- -/- € 1.095,-) per maand met ingang van 1 juli 2011 tot 1 januari 2012 en van € 12.308,- (€ 12.700,- + € 703,- -/- € 1.095,) per maand met ingang van 1 januari 2012 tot 1 januari 2013 per maand.
Uitgaande van een draagkrachtpercentage van 60 wordt de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 juli 2011 tot 1 januari 2012 bepaald op € 6.963,- per maand en met ingang van 1 januari 2012 tot 1 januari 2013 op € 7.385,- per maand. Gelet op de door het hof berekende (netto) inkomen van de man is er geen aanleiding af te wijken van een draagkrachtpercentage van 60%, zoals de vrouw in haar vijfde grief heeft aangevoerd.
Gelet op die tijdvakken is van wettelijke indexering geen sprake, zodat het hof niet toekomt aan het verzoek van de man de wettelijke indexering buiten toepassing te verklaren.