In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1987, was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, namelijk het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 maart 2018 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vervolging, omdat er in het voorbereidend onderzoek onherstelbare vormfouten zouden zijn begaan. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van ernstige inbreuken op de procesorde en dat de verbalisanten niet onbelast waren in hun verslaglegging. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen niet als voldoende bewijs beschouwd om de vrijspraak te handhaven. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 120 uren. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast.