ECLI:NL:GHAMS:2018:1217

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
23-001746-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voorhanden hebben stroomstootwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1968, was beschuldigd van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen op 25 december 2016 in Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert en tot een andere strafoplegging komt. De verdachte had een voorwerp, dat als een stroomstootwapen werd gekwalificeerd, in zijn bezit. Dit werd vastgesteld door verbalisanten die het voorwerp in beslag namen na het horen van een knetterend geluid dat kenmerkend is voor een stroomstootwapen. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van een stroomstootwapen, maar van een zaklamp, en betwistte de bewijswaarde van de proces-verbalen. Het hof oordeelde echter dat de verklaringen van de verbalisanten en de getuige voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Het hof heeft de verdachte schuldig verklaard, maar geen straf of maatregel opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de geringe ernst van het feit. Het hof heeft de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001746-17
Datum uitspraak: 10 april 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-265553-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 december 2016 te Amsterdam (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert en tot een andere strafoplegging komt.

Bewijsmiddelen

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze hierna zijn weergegeven.
1.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016278921-5 van 25 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 6-7).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op zondag 25 december 2016 bevonden wij, verbalisanten, ons op de [adres 2] waar horecagelegenheid [bedrijf] was gevestigd. Wij hadden eerder tijdens de dienst een anonieme melding gehad van het operationeel centrum dat er een beveiliger was welke in het bezit zou zijn van een stroomstootwapen, een zogenaamde taser. Dit zou zijn op de Papaverweg te Amsterdam.
Wij hebben hierop een onderzoek ingesteld bij een andere horecagelegenheid op de Papaverweg. Dit omdat er geen exacte locatie in de melding werd genoemd. Hierbij werden geen goederen aangetroffen.
Op het moment dat wij, verbalisanten, met de beheerder van horecagelegenheid [bedrijf] aan het praten waren hoorden wij het ons bekende knetterende geluid van een stroomstootwapen (taser). Dit geluid kwam uit een ruimte in de voorzijde van de horecazaak. Hierop zijn wij direct naar deze ruimte gelopen en zagen daar drie personen staan.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], heb de uitlevering gevorderd van het stroomstootwapen (taser). Hierop zag ik dat één persoon welke later bleek te zijn genaamd: [verdachte], mij een zaklamp overhandigde.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], ben taakaccenthouder wapens. Het is mij verbalisant daarom bekend dat deze zaklamp tevens een stroomstootwapen is.
2.
Een proces-verbaal onderzoek wapen met nummer 2016278921 van 25 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [getuige 2] (doorgenummerde pagina’s 10-11).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Ik verbalisant verklaar, na onderzoek van genoemd voorwerp het volgende:
Het op zondag 25 december 2016 bij [verdachte] inbeslaggenomen voorwerp in de vorm van een zaklantaarn is: een elektrisch stroomstootwapen.
Aan de voorzijde is de zaklantaarn voorzien van meerdere contactpuntjes.
Het stroomstootwapen is aan de bovenkant voorzien van een druk/schuifknop om een stroomstoot te geven middels de contactpunten op de voorzijde.
Bij het indrukken/inschuiven van deze knop werd daadwerkelijk een stroomstoot waargenomen.
Het is namelijk een voorwerp waarmee een stroomstoot teweeg kan worden gebracht, waardoor aan personen pijn kan worden toegebracht.
Het in beslag genomen stroomstootwapen is een wapen in de zin van artikel 2 lid 2 categorie II sub 5 van de wet Wapens en Munitie.
3.
De verklaring van de getuige [getuige 2], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 27 maart 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben al een jaar of 25 taakaccenthouder wapens. Ik heb een opleiding gevolgd om wapens te herkennen en te omschrijven. Deze opleiding betreft een cursus van twee weken en mijn kennis wordt jaarlijks opgefrist.
Ik heb contactpuntjes aan de voorzijde van de zaklantaarn waargenomen.
Ik heb het stroomstootwapen op mijzelf uitgeprobeerd. Ik heb daarbij een stroomstoot waargenomen in de vorm van een schokje, een stroomstootje. Ik hoorde ook een heel licht knetterend geluid.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Volgens de raadsvrouw is er geen sprake van een stroomstootwapen, maar van een zaklamp. De verdachte betwist de aanwezigheid van contactpuntjes op het voorwerp en deze contactpuntjes zijn ook niet waarneembaar op de foto in het dossier. Daarnaast is het proces-verbaal onderzoek wapen geen schriftelijk bescheid in de zin van artikel 344 lid 1 onder 4 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), nu de verbalisant die dit proces-verbaal heeft opgemaakt niet als deskundige staat ingeschreven in het Nederlands Register Gerechtelijk deskundigen. Aan dit proces-verbaal mag ook niet de waarde worden toegekend van artikel 344 lid 2 Sv, nu de waarnemingen van de verbalisant worden betwist. De gevolgen van vernietiging van de zaklamp dienen voor rekening en risico te komen van het openbaar ministerie. De verdediging persisteert bij het verzoek tot het tonen van het inmiddels vernietigde voorwerp op zitting. Ten aanzien van het proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de inhoud daarvan met betrekking tot het geluid van het stroomstootwapen niet strookt met de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van verbalisant [getuige 2], nu deze getuige heeft verklaard dat er slechts een heel licht geluid door het stroomstootwapen werd gemaakt. De verdachte heeft tot slot ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij, toen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte om uitlevering hebben verzocht, tegen hen heeft gezegd dat het een zaklamp betrof en dat zij vervolgens de zaklamp hebben uitgeprobeerd, maar geen knetterend geluid hebben waargenomen. Getuige [getuige 1], van wie verdachte een schriftelijke verklaring heeft overgelegd, heeft ook aangegeven dat de zaklamp geen knetterend geluid maakte.
Het hof overweegt als volgt.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat zij een knetterend geluid hebben gehoord en dat zij daarna de uitlevering van het stroomstootwapen hebben gevorderd, waar de verdachte gehoor aan heeft gegeven. De andersluidende verklaring van de verdachte dat deze vraag niet is gesteld en hij een zaklamp heeft gegeven acht het hof dan ook niet aannemelijk geworden, mede in het licht van de bevindingen en van de getuige [getuige 2] en de verklaring die de getuige ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat verbalisant [verbalisant 1] eveneens taakaccenthouder wapens is en relateert dat hem ambtshalve bekend is dat de betreffende zaklamp tevens een stroomstootwapen is. Het voorwerp is onderzocht door verbalisant [getuige 2] die (eveneens) heeft gerelateerd dat sprake is van een stroomstootwapen. Ook verbalisant [getuige 2] is een taakaccenthouder wapens, die ter terechtzitting onder ede heeft verklaard dat hij het voorwerp bij zichzelf heeft getest en daarbij zelf heeft ondervonden dat sprake was van een functionerend stroomstootwapen. Het hof ook heeft geen reden om aan de verklaring van deze getuige te twijfelen.
Ten aanzien van de bewijswaarde van het proces-verbaal onderzoek wapen van verbalisant [getuige 2] merkt het hof ten overvloede op dat dit een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal betreft als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 2 Sv en dat op basis van dit proces-verbaal, in samenhang bezien met de overige hiervoor genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Het verzoek tot het tonen van het voorwerp ter terechtzitting wordt tot slot afgewezen. Op dit verzoek is het noodzaakscriterium van toepassing. Nu het voorwerp vernietigd is, is het niet meer mogelijk om dit naar de zitting te brengen. Bovendien is reeds onderzoek gedaan naar het voorwerp en heeft verbalisant [getuige 2] zijn bevindingen in een proces-verbaal onderzoek wapen opgenomen en heeft als getuige hierover een verklaring afgelegd ter terechtzitting.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 december 2016 te Amsterdam een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Geen oplegging van straf of maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De advocaat-generaal heeft daarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zwaar laten wegen alsook het feit dat het in onderhavige zaak gaat om een zeer klein stroomstootwapen (ter grootte van een pen).
Het hof heeft in hoger beroep gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte sinds dit feit niet meer in aanraking met politie of justitie is gekomen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat deze strafzaak grote gevolgen voor hem heeft gehad. Hij heeft zijn baan als controleur bij een vervoersmaatschappij verloren en kan bovendien zijn werk als beveiliger niet meer uitvoeren, nu zijn beveiligingspas is ingetrokken. Voorts heeft hij aangevoerd dat een veroordeling in hoger beroep op dit vlak wederom negatieve gevolgen zal hebben.
Mede gelet op wat door de advocaat-generaal naar voren is gebracht ter gelegenheid van zijn requisitoir, waarbij het hof zich aansluit, acht het hof aangewezen te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 25 december 2016 onder parketnummer 13-265553-16.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. M. Senden en mr. M.E. Hinskens-van Neck, in tegenwoordigheid van
mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 april 2018.
[…]