ECLI:NL:GHAMS:2018:1215

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
23-003571-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een fiets te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 september 2017. De verdachte, geboren in 1967, werd beschuldigd van het medeplegen van diefstal van een fiets op 6 mei 2017 te Amsterdam. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het eerdere vonnis, waarbij de politierechter hem had veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. Tijdens de zitting op 27 maart 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw gehoord. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de diefstal van de fiets, waarbij de verdachte samen met anderen handelde.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte kort na een melding van een getuige door de politie zijn aangetroffen met een fiets, waarvan het hangslot was verbroken. De getuige had eerder melding gemaakt van twee mannen die een fiets aan het stelen waren. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de diefstal, ondanks het verweer van de raadsvrouw dat er onvoldoende bewijs was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld, maar met een lichtere straf dan eerder opgelegd. De verdachte kreeg een taakstraf van 40 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de hulp die hij ontvangt voor zijn schulden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003571-17
Datum uitspraak: 10 april 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-083616-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 maart 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 6 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 6 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een fiets heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het namens de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde feit wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een fiets. De hele zaak draait om de melding die is gedaan door de getuige [getuige] , maar dit is onvoldoende bewijs. Er heeft geen confrontatie plaatsgevonden tussen deze getuige en de verdachte. De politie ziet twee mannen lopen, maar niet is duidelijk in hoeverre zij voldoen aan het signalement dat is gegeven door de getuige.
Het hof verwerpt dit verweer van de raadsvrouw. Uit het dossier volgt dat de getuige [getuige] een melding heeft gedaan met betrekking tot twee mannen die een fiets aan het stelen waren op de Zeeburgerdijk te Amsterdam. Slechts één minuut nadat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] deze melding via de politiecentrale ontvangen hebben, arriveren zij op de door de getuige opgegeven locatie en treffen de verdachte en medeverdachte met een fiets aan. Het hangslot van deze fiets was dermate doorbroken dat deze niet meer afgesloten kon worden. Door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] is geverbaliseerd dat de verdachte en medeverdachte voldeden aan het signalement dat door de getuige is opgegeven. De verdachte had in zijn rechterjaszak een afgebroken fietsstandaard, terwijl de verbalisanten ambtshalve bekend zijn met het gebruik hiervan als zijnde breekijzer om kabelsloten te verbreken. De getuige heeft tot slot verklaard dat de op dat moment door de politie staande gehouden mannen bij een fietsenrek aan het rommelen waren, waarbij ze eerst met een andere fiets bezig waren en vervolgens met de fiets waarmee ze zijn weggelopen, waarop hij de politie heeft gebeld. Gelet op deze omstandigheden, waaronder het wel zeer korte tijdsverloop tussen de melding van de diefstal van de fiets en het aantreffen van de verdachte op de opgegeven locatie, kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 mei 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan een of meerdere onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, verzocht tot oplegging van een taakstraf in plaats van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. De verdachte staat op de wachtlijst voor een woonvoorziening. Hij heeft een verblijfplaats op de opvang en een dagbesteding waarvoor hij zich vrijwillig heeft aangemeld. Daarnaast ontvangt hij hulp voor zijn schulden. Een gevangenisstraf zou het ingestelde (woon)traject doorkruisen. In dit verband is door de raadsvrouw een brief van het Stedelijk team Trajecthouders Maatschappelijke opvang d.d. 10 oktober 2017 overgelegd met de mededeling dat telefonisch is bevestigd dat het daarin vermelde nog steeds geldt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets. Fietsendiefstal veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor de benadeelde. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 maart 2018 is hij eerder vele malen onherroepelijk veroordeeld, waaronder voor diefstal van fietsen. De verdachte heeft hiervoor meerdere malen vrijheidsbenemende straffen gekregen en is bovendien in 2005 voor twee jaren geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders.
Het hof neemt evenwel tevens in aanmerking dat uit dit uittreksel uit de Justitiële Documentatie ook volgt dat de verdachte gedurende lange tijd niet meer of nauwelijks in aanraking is geweest met politie en justitie. Gelet hierop en op de overige persoonlijke omstandigheden, zoals deze door de raadsvrouw van de verdachte naar voren zijn gebracht, ziet het hof aanleiding om een onvoorwaardelijke taakstraf en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met een proeftijd van twee jaren op te leggen, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden opnieuw de fout in te gaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.E. Hinskens-van Neck, mr. M. Jurgens en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 april 2018.
[…]