ECLI:NL:GHAMS:2018:1196

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
001756-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van reiskosten en advocaatkosten ex artikel 591a Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek was ingediend door de appellant, die verzocht om een vergoeding van reiskosten en kosten van rechtsbijstand in verband met zijn strafzaak. De appellant had reiskosten gemaakt ten behoeve van het onderzoek en het bijwonen van de behandeling van de strafzaak, en vroeg een vergoeding van € 29,73 voor deze kosten, evenals € 280,00 voor de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg en € 280,00 voor het hoger beroep.

De rechtbank had eerder het verzoek tot vergoeding van de reiskosten toegewezen, maar het bedrag voor de kosten van rechtsbijstand was beperkt tot € 30,00. Het hof heeft het hoger beroep van de appellant behandeld, waarbij de advocaat-generaal en de advocaat van de appellant zijn gehoord. De appellant zelf was niet aanwezig tijdens de zitting.

Het hof heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een vergoeding van € 24,14 voor de gemaakte reiskosten. Echter, de overige verzochte kosten werden afgewezen omdat deze niet voldeden aan de voorwaarden van artikel 591a Sv. Het hof heeft wel besloten om een vergoeding van € 280,00 toe te kennen voor het indienen van het verzoekschrift en € 280,00 voor de behandeling van het hoger beroep. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft in totaal een vergoeding van € 584,14 toegekend aan de appellant.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 001756-17 (591a Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 15-700185-15
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2017 op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. G. Kaaij, [adres].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
reiskosten gemaakt ten behoeve van het onderzoek en het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 29,73;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand in eerste aanleg ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 280,00, vermeerderd met € 280,00 voor het hoger beroep.

2.Procesverloop

Het hoger beroep is op 16 november 2017 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 23 maart 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen.

3.Beoordeling van het hoger beroep

De rechtbank heeft het verzoek tot vergoeding van de reiskosten toegewezen en het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toegewezen tot € 30,00. De rechtbank is in dit geval van het forfaitair vastgestelde bedrag van € 280,00 afgeweken gezien het relatief geringe bedrag aan reiskosten en heeft aansluiting gezocht bij het in civiele zaken gehanteerde liquidatietarief.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding van € 24,14 ter zake van gemaakte reiskosten. Het meer verzochte komt –anders dan de rechtbank heeft geoordeeld- niet voor vergoeding in aanmerking omdat de reiskosten na heenzending noch de reiskosten gemaakt in verband met een bezoek aan de raadsvrouw op grond van artikel 591a, eerste lid Sv voor vergoeding in aanmerking komen nu deze kosten niet zijn gemaakt ‘ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak’.
Het hof acht - anders dan de rechtbank - wel gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding van € 280,00 voor het indienen van het verzoekschrift, alsmede € 280,00 voor de behandeling van het hoger beroep. Het hof ziet geen aanleiding af te wijken van de voor de rekestenprocedures forfaitair afgesproken bedragen.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Kent op de voet van artikel 591a Sv uit ’s Rijks kas aan verzoeker een vergoeding toe van € 584,14 (vijfhonderdvierentachtig euro en 14 cent).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, V. Mul en A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 6 april 2018.
De oudste raadsheer beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 584,14 (vijfhonderdvierentachtig euro en 14 cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 6 april 2018,
mr. V. Mul, oudste raadsheer.