ECLI:NL:GHAMS:2018:1196
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van reiskosten en advocaatkosten ex artikel 591a Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek was ingediend door de appellant, die verzocht om een vergoeding van reiskosten en kosten van rechtsbijstand in verband met zijn strafzaak. De appellant had reiskosten gemaakt ten behoeve van het onderzoek en het bijwonen van de behandeling van de strafzaak, en vroeg een vergoeding van € 29,73 voor deze kosten, evenals € 280,00 voor de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg en € 280,00 voor het hoger beroep.
De rechtbank had eerder het verzoek tot vergoeding van de reiskosten toegewezen, maar het bedrag voor de kosten van rechtsbijstand was beperkt tot € 30,00. Het hof heeft het hoger beroep van de appellant behandeld, waarbij de advocaat-generaal en de advocaat van de appellant zijn gehoord. De appellant zelf was niet aanwezig tijdens de zitting.
Het hof heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een vergoeding van € 24,14 voor de gemaakte reiskosten. Echter, de overige verzochte kosten werden afgewezen omdat deze niet voldeden aan de voorwaarden van artikel 591a Sv. Het hof heeft wel besloten om een vergoeding van € 280,00 toe te kennen voor het indienen van het verzoekschrift en € 280,00 voor de behandeling van het hoger beroep. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft in totaal een vergoeding van € 584,14 toegekend aan de appellant.