ECLI:NL:GHAMS:2018:119
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van PGB-gelden en verjaring in het civiele recht
In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin haar vordering tot betaling van zorgtoeslag door de Belastingdienst werd afgewezen. De zaak betreft de betaling van zorgtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2014, waarbij de Belastingdienst heeft gesteld dat de betalingen zijn gedaan op een rekening die niet op naam van [appellante] stond, maar op naam van [X]. De kantonrechter oordeelde dat de Belastingdienst bevrijdend had betaald, omdat [appellante] het rekeningnummer van [X] bij haar aanvraag had opgegeven. In hoger beroep heeft [appellante] betwist dat zij dit rekeningnummer heeft opgegeven en heeft zij haar vordering gewijzigd. Het hof heeft vastgesteld dat de Belastingdienst niet voldoende heeft aangetoond dat zij op basis van redelijke gronden heeft betaald aan [X]. Het hof heeft de vordering van [appellante] alsnog toegewezen, waarbij de Belastingdienst werd veroordeeld tot betaling van € 1.132,=, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en sprak uit dat de verjaring van de vordering was gestuit.