ECLI:NL:GHAMS:2018:1162

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
200.226.772/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over onjuiste leveringsakte en partijdig handelen

In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris, die volgens haar onterecht heeft gesteld dat het royement van het hypotheekrecht pas kon plaatsvinden na het passeren van de leveringsakte. Daarnaast beschuldigt klaagster de notaris van het opstellen van een onjuiste leveringsakte, partijdig handelen, en het niet geven van inzage in de kosten van zijn werkzaamheden. De kamer voor het notariaat heeft de klacht deels gegrond en deels ongegrond verklaard, zonder maatregel. Het hof heeft de klacht over de e-mailcorrespondentie gegrond verklaard en legt de maatregel van waarschuwing op aan de notaris, terwijl de overige klachten ongegrond worden verklaard. De zaak betreft een complexe situatie rondom de overdracht van een strook grond tussen klaagster en haar vader, waarbij meerdere juridische procedures hebben plaatsgevonden. Het hof heeft vastgesteld dat de notaris in zijn handelen niet in strijd heeft gehandeld met de notariële praktijk, behalve in het geval van de e-mailcorrespondentie, die zonder toestemming van klaagster naar de advocaat van haar vader is gestuurd. De beslissing van de kamer is vernietigd en het hof heeft opnieuw beslist.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.226.772/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/13/621372/NT 16-86 O
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 10 april 2018
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellante,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 3 november 2017 een beroepschrift - met bijlagen -bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 5 oktober 2017 (ECLI:NL:TNORAMS:2017:32). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) op de onderdelen 4 en 5 gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel en de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
1.2.
Op 16 november 2017 heeft klaagster een e-mail aan het hof gestuurd. Het hof heeft deze
e-mail van klaagster buiten beschouwing gelaten omdat deze een nadere schriftelijke uiteenzetting betrof, waarvoor geen toestemming was gegeven.
1.3.
De notaris heeft op 12 december 2017 een verweerschrift bij het hof ingediend en op 14 december 2017 de bijlagen die daarbij horen.
1.4.
Klaagster heeft op 20 december 2017 aanvullende stukken bij het hof ingediend. Op 16 en 19 januari 2018 (buiten de termijn van tien kalenderdagen), heeft klaagster opnieuw aanvullende stukken bij het hof ingediend.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 januari 2018. Klaagster, vergezeld van [naam], en de notaris, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. [naam], zijn verschenen. Klaagster en de notaris hebben het woord gevoerd, elk aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Het hof heeft de derde pagina van de pleitnota van klaagster ter zitting teruggegeven. De bijlage bij die pleitnota heeft het hof geaccepteerd. Ter zitting heeft de notaris geen bezwaar gemaakt tegen de door klaagster in januari 2018 nog overgelegde stukken. Het hof beschouwt deze stukken als behorend tot het procesdossier.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De vader van klaagster, [naam] (hierna: de vader), is eigenaar van de onroerende zaak “[naam]” te [plaats], bestaande uit een woonhuis met diverse opstallen en bijbehorende grond, gelegen aan [adres].
3.2.2.
In 2008 respectievelijk 2010 heeft de notaris aktes van levering gepasseerd waarbij de vader gedeeltes van [de onroerende zaak] (een gebouw met bijbehorende grond respectievelijk een schuur met bijbehorende grond) aan klaagster heeft overgedragen. De bestemming van het gebouw is later gewijzigd in woonhuisbestemming (plaatselijk aangeduid [adres]).
3.2.3.
In 2013 heeft de notaris een ontwerp leveringsakte opgesteld met betrekking tot de overdracht door de vader aan klaagster van een strook grond grenzend aan de onroerende zaak van klaagster (hierna: de strook grond). De notariële akte is toen niet gepasseerd, omdat de vader en klaagster met elkaar gebrouilleerd zijn geraakt. Zij hebben verschillende procedures gevoerd over geschillen over het gebruik van de grond rond de woning van klaagster.
3.2.4.
Op 7 juli 2014 hebben klaagster en de vader tijdens de mondelinge behandeling van een door de vader tegen klaagster aangespannen kort geding over de tussen hen bestaande geschillen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin is onder meer bepaald dat de vader de strook grond aan klaagster zal overdragen op basis van een door de advocaat van de vader op te stellen koopovereenkomst.
3.2.5.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank [plaats] van 2 december 2014 is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“- bepaalt bij wijze van ordemaatregel dat de vaststellingsovereenkomst die op 7 juli 2014 tussen partijen tot stand is gekomen (..) als volgt wordt aangevuld en/of gewijzigd:
(..)

partijen zullen een afspraak maken om binnen vier weken na de datum van dit vonnis bij een door koper aan te wijzen notaris te verschijnen waarbij de juridische levering van het perceel grond zal plaatsvinden. Bij het verlijden van de akte zal koper de restant koopsom op de derdengeldrekening van de notaris storten. Verkoper draagt er zorg voor dat de hypotheek ten gunste van zijn ex-echtgenote zal zijn geroyeerd. De kosten van de notaris zullen door beide partijen, ieder voor de helft, worden gedragen.
- bepaalt dat partijen aan de uitvoering van de overeenkomst, met inachtneming van de
hiervoor vermelde aanpassingen, hun medewerking dienen te verlenen, op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag voor diegene die na betekening van dit vonnis hieraan niet zijn of haar medewerking verleent, voor ieder van hen met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 5.000,--, behoudens voorzover het gaat om de overeengekomen betalingsverplichtingen;”.
3.2.6.
Bij brief van 23 december 2014 heeft de advocaat van de vader de notaris, voor zover hier van belang, het volgende medegedeeld:
“In vervolg op ons telefoongesprek van hedenmiddag doe ik u bijgaand een proces-verbaal, een vonnis, kadastrale gegevens en een verklaring van mevrouw [naam][hof: ex-echtgenote van de vader, hierna te noemen: de moeder]
toekomen. Dit alles met het oog op de op handen zijnde levering van een strook grond die partijen willen overdragen. Van de heer [naam] heb ik begrepen dat deze overdracht op 30 of 31 december 2014 plaats zal moeten vinden.”
3.2.7.
Klaagster en de notaris hebben in de periode van eind december 2014 tot en met 5 januari 2015 per e-mail gecorrespondeerd over de levering van de strook grond. Deze correspondentie luidt onder meer als volgt:
De notaris aan klaagster op zaterdag 27 december 2014 te 11.15 uur:
“ik bel je maar je neemt niet op
mocht je willen passeren laat het me weten, ik kan nog ruimte inplannen”
Klaagster aan de notaris op diezelfde dag te 12:09 uur:
“Kan ik maandag met jou alles regelen. Ik wil graag passeren voor 31 dec 2014 zoals de rechter stelt.”
De notaris aan klaagster op zondag 28 december 2014 te 12:14 uur:
“passeren lukt allen as. woensdag nog
verder raad ik je aan morgen, maandag, als eerste de koopsom + de kosten via telebanking naar ons over te maken
als deze morgen einde van de middag zichtbaar zijn, dan is de volgende stap
dinsdagochtend: kom dan samen met jouw moeder naar kantoor hhw voor het ondertekenen van de royementsakte
ik begroot het bedrag dat je moet overmaken op:
- koopsom +
- overdrachtsbelasting 2% over de koopsom +
- kosten notaris en kadaster (perceel moet uitgemeten worden, is kostbaar) begroot op € 2.500,- inc. btw reken zelf svp het totaalplaatje uit en maak zonodig voor de zekerheid meer over
[naam], wil jij morgenochtend als eerste onze bankrekeningnummers naar [klaagster] mailen
deadline: als koopsom + kosten morgenmiddag (maandag) niet op onze rekening staan, kunnen we dit jaar niet meer passeren”
Klaagster aan de notaris op diezelfde dag te 19:42 uur:
“Hoe laat kan ik jou morgenochtend bellen? Ik begrijp de woensdag niet? Waarom dan?”
De notaris aan klaagster op maandag 29 december 2014 te 5:31 uur:
“svp niet bellen, de hele dag heb ik afspraken staan
we hebben tijd nodig om de akte voor te bereiden
vragen graag op de e-mail
mijn vraag: lukt het vandaag met het geld?
graag een ja of nee
het is druk op dit moment dus ik kan alleen aandacht schenken aan zaken die al op de planning staat of die nog voor het einde van het jaar kunnen lukken
voor de goede orde, vrijdag 2 januari zijn we dicht”
De notaris aan klaagster op maandag 5 januari 2015 te 6:21 uur:
“Vrijdag waren we dicht.
[klaagster], ik heb het gevoel dat je om zaken heendraait.
Bovendien bel je me op oudejaarsdag om half zes (voice mail). Typisch.
Ik had je gevraagd geld over te maken. Ik heb niets binnen zien komen.
De communicatie loopt wat mij betreft alleen via de e-mail. Zie mijn eerdere mail met het stappenplan (eerst geld overmaken, dan royeren, dan passeren)”
3.2.8.
Klaagster en de vader hebben in 2015 twee procedures gevoerd in kort geding (ter zake van verbeurde dwangsommen en van een gelegd beslag), resulterend in een vonnis van 16 juni 2015 en een vonnis van 25 augustus 2015. In het vonnis van 16 juni 2015 is, voor zover hier van belang, overwogen:
“Gedaagde[hof: klaagster]
heeft betwist dat zij haar verplichting om bij de notaris te verschijnen en daar het restant van de koopsom te voldoen, niet is nagekomen. Volgens gedaagde diende eiser[hof: de vader]
immers eerst zorg te dragen voor royement van het hypotheekrecht van zijn ex-echtgenote en heeft eiser hier niet aan voldaan. Eiser heeft gesteld dat het royement van dit hypotheekrecht gelijktijdig met de overdracht bij de notaris zou plaatsvinden. (..) Volgens eiser blijkt ook uit een brief van zijn ex-echtgenote dat zij instemt met de verkoop van de grond aan gedaagde. Met de toestemming van de ex-echtgenote voor de verkoop van de grond, is echter nog niet het betreffende hypotheekrecht doorgehaald. Gelet op het voorgaande kan voorshands niet geoordeeld worden dat gedaagde ter zake de op haar rustende verplichting bij de notaris te verschijnen binnen vier weken na het vonnis van 2 december 2014 dwangsommen heeft verbeurd, zodat er geen aanleiding is aan deze verplichting een hogere dwangsom te verbinden.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat, nu de termijn van vier weken na het vonnis van 2 december 2014 waarbinnen partijen een afspraak zouden maken bij een door de koper (gedaagde) aan te wijzen notaris te verschijnen waarbij de juridische levering van het perceel grond zal plaatsvinden, reeds is verstreken, zodat daaronder verstaan moet worden dat partijen deze afspraak zullen maken binnen vier weken, nadat eiser aan gedaagde een uittreksel uit het kadaster heeft overgelegd waaruit blijkt dat het royement van het betreffende hypotheekrecht van de ex-echtgenoot van eiser is ingeschreven.[onderstreping door hof]
De vader heeft tegen het vonnis van 16 juni 2015 hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
3.2.9.
Bij e-mailbericht van 2 september 2015 heeft klaagster de notaris bericht dat zij graag wil overgaan tot de koop van de strook grond.
3.2.10.
Op 30 november 2015 heeft de notaris de leveringsakte verleden waarbij de vader de strook grond aan klaagster heeft overgedragen. Op dat moment beschikte de notaris over een door de moeder op 6 juni 2015 getekende royementsvolmacht voor vervallenverklaring hypotheek (gedeeltelijk en om niet).
3.2.11.
Aan deze leveringsakte is een aantal bijlagen gehecht, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 7 juli 2014 en het vonnis van 2 december 2014. In de akte is naar deze bijlagen verwezen. Blijkens de leveringsakte zal de strook grond
“door de landmeter van het kadaster moeten worden uitgemeten (..)”. De in de leveringsakte door de notaris opgenomen considerans luidt als volgt:
“Partijen hebben op achtentwintig november tweeduizendvijftien, twee dagen geleden derhalve, gepoogd om te komen tot de overdracht van na te melden registergoed. Zij zijn met betrekking tot deze overdracht al jaren bezig deze voor beide partijen sluitend in orde te krijgen. Zij lijken nu tot een akkoord te zijn gekomen. Hierbij dient wel aangetekend te worden dat in het kader van deze overdracht en de hiermee gepaard gaande voorgeschiedenis nog steeds gerechtelijke procedures lopen die, ook na de onderhavige overdracht, door partijen zullen worden voortgezet. Hiervan nemen zij derhalve geen afstand. De onderwerpen van deze procedures en uitkomsten hiervan raken niet de rechtsgeldige overdracht van het registergoed maar spelen meer in de sfeer van wel of niet verbeurd zijnde dwangsommen. De in deze akte met ‘vet’ afgedrukte teksten zijn, in vergelijking met de ontwerp akte van overdracht zoals deze op achtentwintig november tweeduizendvijftien voorlag, nieuw toegevoegd.”
3.2.12.
Met betrekking tot de werkzaamheden voor de levering van de strook grond heeft de notaris aan klaagster een nota van afrekening toegezonden, waarin is vermeld dat klaagster in totaal nog € 2.836,78 dient te voldoen.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris het volgende.
i. De notaris heeft het proces-verbaal van 7 juli 2014 en het vonnis van 2 december 2014 niet zorgvuldig bestudeerd. Hij heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat het royement van de inschrijving van het hypotheekrecht pas kon worden gerealiseerd ná het passeren van de leveringsakte.
ii. De notaris heeft een onjuiste leveringsakte opgesteld. De daarin opgenomen afmetingen van de strook grond zijn niet overeenkomstig de vastgelegde afmetingen van de betreffende perceelaanduiding in het proces-verbaal en het vonnis van de rechtbank [plaats]. Ook zijn de in de leveringsakte opgenomen wijzigingen en toevoegingen niet in overeenstemming met genoemde stukken van de rechtbank. Tevens heeft de notaris een ander recht van overpad ten behoeve van de vader in de leveringsakte opgenomen.
iii. De notaris heeft partijdig gehandeld door enkel te luisteren naar de (advocaat van) de vader.
iv. De notaris heeft geen inzage willen geven in de totale kosten van zijn werkzaamheden, alsmede in de kosten van de leveringsakte. De notaris heeft deze kosten ook niet nader aan klaagster willen specificeren.
v. De notaris heeft zonder toestemming van klaagster desgevraagd e-mailcorrespondentie tussen klaagster en de notaris doorgestuurd naar de advocaat van de vader. Deze e-mails zijn vervolgens door de vader gebruikt in een gerechtelijke procedure tegen klaagster.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Nieuwe klachten
6.1.
Voor zover klaagster in haar beroepschrift en op zitting in hoger beroep nieuwe klachten heeft geformuleerd, heeft te gelden dat het hof op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt (Wna) de zaak opnieuw in volle omvang dient te behandelen en dat in die procedure voor de behandeling van in hoger beroep nieuw geformuleerde klachten geen plaats is. Klaagster zal daarom in haar nieuwe klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Verscheidene verzoeken in het beroepschrift van klaagster
6.2.
Klaagster heeft in haar beroepschrift verscheidene verzoeken (groen gekleurd) aan het hof gedaan, waaronder het verzoek tot overlegging en inzage in alle (financiële) stukken, het verzoek om toezending van de e-mailcorrespondentie tussen de notaris en de advocaat van de vader, het verzoek tot verrekening en terugbetaling van de te veel betaalde (kadaster)kosten, het verzoek tot het aanstellen van een deskundige en het verzoek tot het verzenden van een schrijven aan de advocaat van de vader (waarin de onrechtmatigheid en feitelijke onjuistheid van verschillende e-mails wordt verklaard). Het hof zal klaagster in deze (groen gekleurde) verzoeken niet-ontvankelijk verklaren, nu een tuchtprocedure als de onderhavige tot toewijzing daarvan geen mogelijkheden biedt.
Klachtonderdeel i.
6.3.
Vast staat dat de notaris in december 2014 opdracht heeft gekregen om over te gaan tot het opstellen van een leveringsakte met betrekking tot de strook grond en zorg te dragen voor royement van de hypothecaire inschrijving van de ex-echtgenote van de vader. Naar het oordeel van het hof heeft de notaris bij het uitvoeren van deze opdracht juist en in overeenstemming met de notariële praktijk gehandeld. Uit de stukken (waaronder die aangehaald in 3.2.7.) blijkt dat de notaris over de (volgorde van de) te nemen stappen duidelijk heeft gecommuniceerd met klaagster.
6.4.
Anders dan klaagster stelt, behoefde de notaris niet vóór de overdracht zorg te dragen dat het royement zou worden toegepast en dat dit zou blijken uit de openbare registers. Weliswaar valt dit ‘vereiste’ te lezen in het vonnis van 16 juni 2015 (zie de onderstreepte tekst onder 3.2.8.), maar naast het feit dat deze ‘uitleg’ van de voorzieningenrechter (die overigens ten overvloede is geformuleerd en later is vernietigd in hoger beroep) niet overeenstemt met de notariële praktijk, was dit vonnis ten tijde van de opdracht aan de notaris nog niet gewezen. De inhoud van het vonnis van 2 december 2014 hoefde de notaris geen aanleiding te geven anders te handelen dan gebruikelijk is in de notariële (vastgoed)praktijk. Klachtonderdeel i. is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel ii.
6.5.
Ter nadere onderbouwing van dit klachtonderdeel heeft klaagster naar voren gebracht dat de conceptakten, meer in het bijzonder de perceelomschrijvingen in die akten, onjuist zijn. Ook de leveringsakte van 30 november 2015, meer in het bijzonder de vetgedrukte tekst van die akte, bevat volgens klaagster onjuistheden.
6.6.
De notaris heeft aangevoerd dat voorafgaand aan het passeren van de leveringsakte veelvuldig overleg tussen (de advocaat van) klaagster en (de advocaat van) de vader heeft plaatsgevonden en dat zij tot op het laatste moment aanpassingen in de ontwerptekst van de leveringsakte konden laten doorvoeren. Ten aanzien van de omvang van het perceel heeft de notaris exact overgenomen wat in het proces-verbaal van 7 juli 2014 en het vonnis van 2 december 2014 is vermeld. Ook de situatieschets (waarnaar is verwezen in het proces-verbaal en het vonnis) is bij de overdracht aangehouden. Verder zijn er diverse verwijzingen naar eerdere akten gemaakt en zijn er op maat gemaakte afspraken in de akte opgenomen. De leveringsakte bevat bovendien een considerans, aldus de notaris.
6.7.
Het hof overweegt als volgt. Allereerst verwijt klaagster de notaris dat hij onjuiste conceptakten heeft opgesteld. Die klacht faalt. Voor zover in de door de notaris opgestelde conceptakten al onjuistheden staan, valt de notaris daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het betreft immers ‘ontwerpen’ waarop nog aanvullingen konden en – blijkens de door de notaris overgelegde e-mails uit 2015 waarvan de inhoud door klaagster niet is bestreden – mochten worden gedaan. De notaris heeft in zijn e-mail van. 21 oktober 2015 geschreven:
“Ik heb u gisteren de ontwerp akte toegezonden. Deze is nog niet volmaakt, hierop zult u zelf (..) nog input moeten geven.”De stelling dat de definitieve akte van 30 november 2015 onjuistheden bevat, heeft klaagster, ook na uitdrukkelijk daarop gerichte vragen ter zitting, naar het oordeel van het hof onvoldoende geconcretiseerd. Klachtonderdeel ii. is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel iii.
6.8.
Voor zover klaagster het partijdig handelen van de notaris heeft willen toelichten met stellingen over het doorsturen van e-mails, oordeelt het hof dat partijdigheid van de notaris uit die stellingen niet valt af te leiden. Die stellingen komen voorts hierna bij klachtonderdeel v. aan de orde. Voor het overige faalt dit klachtonderdeel, omdat klaagster niet concreet heeft gemaakt waaruit die partijdigheid precies bestond en het hof in het dossier ook geen aanwijzingen voor partijdigheid van de notaris heeft gevonden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel iv.
6.9.
Anders dan de kamer, is het hof van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is. Klaagster heeft de notaris om een toelichting op de gemaakte kosten verzocht. De notaris heeft onbetwist verklaard dat hij die toelichting mondeling aan klaagster heeft gegeven. Hiermee heeft de notaris voldaan aan zijn verplichting, zodat hem op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.
Klachtonderdeel v.
6.10.
Klaagster verwijt de notaris in dit klachtonderdeel dat hij zonder haar toestemming
e-mailcorrespondentie tussen haar en de notaris heeft doorgestuurd naar de advocaat van de vader op verzoek van die advocaat. Ter zitting in hoger beroep heeft klaagster op verzoek van de voorzitter deze e-mailcorrespondentie overgelegd. Het hof verwijst voor de inhoud daarvan naar hetgeen hierboven onder 3.2.7. staat vermeld. De notaris heeft ter zitting in hoger beroep bevestigd dat hij deze e-mails heeft doorgestuurd naar de advocaat van de vader. Hij heeft deze e-mails ondertekend met de tekst ‘voor echt vergeleken kopie’.
6.11.
Nog afgezien van de vraag of de inhoud van deze e-mails onder de geheimhoudingsplicht van de notaris valt, acht het hof het onzorgvuldig dat de notaris deze e-mails met deze inhoud zonder toestemming van klaagster aan de advocaat van de vader op diens verzoek heeft doorgestuurd. Dit handelen is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel v. is dan ook gegrond.
6.12.
Het verwijt dat de notaris valt te maken, betreft een wezenlijk onderdeel van zijn taak en verantwoordelijkheid en zou in andere gevallen hebben geleid tot een berisping. Gelet op de uit het dossier genoegzaam blijkende – om in de woorden van de kamer te blijven – vele en langdurige inspanningen van de notaris om de ingewikkelde kwestie rondom de levering van de strook grond voor zowel klaagster als de vader tot een goed einde te brengen, acht het hof in dit geval de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
6.13.
Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beslissing van de kamer geheel vernietigen en opnieuw beslissen.
6.14.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
Wijziging Wet op het notarisambt per 1 januari 2018
6.15.
Per 1 januari 2018 is de Wet op het notarisambt gewijzigd (Wet van 7 december 2016, houdende wijziging van (..) de Wet op het notarisambt in verband met het doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de beroepsgroepen, Staatsblad 2016 500). In verband met deze wijziging van de Wet op het notarisambt heeft dit hof per 1 januari 2018 de Tijdelijke richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam vastgesteld (Staatscourant 2017 nr. 75085).
6.16.
Het hof ziet, (mede) gelet op de omstandigheid dat het beroepschrift in deze zaak is ingediend vóór 1 januari 2018 (op 3 november 2017), dus vóór de wijziging van de Wet op het notarisambt, af van enige kostenveroordeling.
6.17.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de in hoger beroep nieuw geformuleerde klachten, alsmede in de hierboven onder 6.2. bedoelde verzoeken;
- verklaart klachtonderdeel v. gegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.C. Faber en T.K. Lekkerkerker en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2018 door de rolraadsheer.