In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2018 een beschikking gegeven inzake de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A]. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. O.J. Praamstra, heeft verzocht om beëindiging van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de verweersters, die bestaan uit meerdere besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [B] c.s. De Ondernemingskamer had eerder op 18 mei 2017 een onderzoek bevolen naar het beleid van [B] c.s. en had onmiddellijke voorzieningen getroffen, waaronder de schorsing van [A] als bestuurder van [B].
De verzoekster heeft op 27 februari 2018 aan de Ondernemingskamer laten weten dat partijen een minnelijke regeling hebben bereikt en heeft verzocht om het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen te beëindigen. De Ondernemingskamer heeft vervolgens op 1 maart 2018 bevestiging ontvangen van de verweersters dat zij akkoord zijn met de beëindiging van de procedure en de opheffing van de onmiddellijke voorzieningen.
Gezien het feit dat er geen bezwaren zijn ontvangen tegen de beëindiging van het onderzoek en de opheffing van de getroffen onmiddellijke voorzieningen, heeft de Ondernemingskamer besloten het verzoek van de verzoekster in te willigen. De beschikking verklaart dat het onderzoek en de onmiddellijke voorzieningen met ingang van heden worden beëindigd, en is uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en drie raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.