ECLI:NL:GHAMS:2018:113

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
200.198.402/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overeenkomst aanneming van werk en projectkorting bij meerwerkopdrachten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van HURECO TILBURG B.V. (voorheen Zuidpark B.V.) tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een overeenkomst van aanneming van werk tussen Zuidpark en [X] Projecten B.V., waarbij Zuidpark stelt dat de projectkorting van 7,5% ook van toepassing is op meerwerkopdrachten. De rechtbank heeft in het vonnis geoordeeld dat de projectkorting niet van toepassing is op de meerwerkopdracht, omdat deze niet onder de basisovereenkomst viel. Zuidpark heeft in hoger beroep de vernietiging van het vonnis gevorderd en de toewijzing van haar vorderingen in reconventie. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, en heeft de argumenten van beide partijen beoordeeld. Het hof concludeert dat Zuidpark niet voldoende heeft aangetoond dat [X] Projecten tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Zuidpark in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.198.402/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/586749 / HA ZA 15-469
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 januari 2018
inzake
HURECO TILBURG B.V.(voorheen genaamd Zuidpark B.V.),
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. L.N.J.B. van Osch te Tilburg,
tegen

1.[X] PROJECTEN B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[X] CONTRACTONDERHOUD B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
TRIGION BRANDPREVENTIE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerden,
advocaat: mr. A.A. Schobben te Rotterdam.
Appellante wordt hierna Zuidpark genoemd, terwijl geïntimeerden afzonderlijk als [X] Projecten, BCO en Trigion en gezamenlijk als [X] c.s. worden aangeduid.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

Zuidpark is bij dagvaarding van 20 juni 2016 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 april 2016, in deze zaak onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gewezen tussen [X] c.s. als eiseressen in conventie, verweersters in reconventie en Zuidpark als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Zuidpark heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, kort gezegd, haar (gewijzigde) vorderingen in reconventie zal toewijzen en de vorderingen in conventie zal afwijzen althans zal bepalen dat verrekening daarvan met de in reconventie toe te wijzen bedragen is toegestaan, met beslissing over de proceskosten.
[X] c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten, inclusief de nakosten.

2.De feiten

De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.17 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Omdat die feiten tussen partijen niet in geschil zijn, zal ook het hof daarvan uitgaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) Iprem B.V. was eigenaar van het gebouwencomplex, gelegen aan de Spaklerweg 52-54 te Amsterdam (verder: het complex). Iprem B.V. heeft aan Zuidpark opdracht gegeven het complex te laten verbouwen.
(ii) Schampers N.V. (verder: Schampers ) was projectcoördinator van Zuidpark. Schampers heeft [X] Projecten gevraagd een offerte uit te brengen voor het aanleggen van de verwarmings- en luchtbehandelingsinstallatie in het complex (verder: de installatie).
(iii) Op 4 mei 2010 en op 27 oktober 2010 heeft [X] Projecten aan Schampers offertes uitgebracht voor het aanleggen van de installatie. De offerte van 4 mei 2010 (verder: de basisofferte) luidt onder meer als volgt:
“(…)
Niet in onze prijsopgave opgenomen:
(…)
 het verhelpen van storingen of achterstallig onderhoud aan bestaande installaties.
(…)”
(iv) Bij e-mail van 7 november 2010 heeft Schampers aan Trigion een beoordeling van de offertes toegestuurd, die naar [X] Projecten is doorgestuurd en onder meer als volgt luidt:
“(…)
Algemene opmerkingen van Zuidpark.
(…)
- Bij de leveringen dient een 10-jarige garantie te worden afgegeven op vervanging van materialen en manuren bij normaal gebruik.
- De installateur dient een 10-jarig onderhoudscontract aan te leveren. Hierin aan te geven wat er jaarlijks aan onderhoud gepleegd zal worden.
(…)”
( v) Bij e-mail van 9 november 2010 heeft [X] Projecten aan Schampers onder meer geschreven:
“(…)
- Onderhoudscontract voor 10 jaar kan door ons verzorgt worden.
(…)”
(vi) Op 10 november 2010 is tussen Zuidpark en [X] Projecten een aannemingsovereenkomst tot stand gekomen voor het aanleggen van de installatie.
(vii) Bij e-mail van 10 november 2010 is namens [X] Projecten aan Schampers onder meer geschreven:
“(…)
Conform ons telefonisch onderhoud met betrekking bovengenoemd project bevestigen wij u hierbij de gemaakt afspraken
Overééngekomen is een project korting van 7,5%. Dit resulteert in een aanneemsom van € 865.000,00 -/- € 64.875,00 => € 800.125,-
(…)”
(viii) Bij brief van 11 november 2010 (verder: de opdrachtbevestiging) is namens [X] Projecten aan Schampers onder meer geschreven:
“(…)
Hiermee bevestigen wij uw telefonische opdracht van 10 november 2010 voor het uitvoeren van de werkzaamheden als omschreven in onderstaande offertes:
(…)
Totaal € 865.000,--
Eénmalige projectkorting 7,5%
€ 64.875,--AANNEEMSOM € 800.125,--
(…)”
(ix) [X] Projecten is vervolgens gestart met het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden.
( x) Ter vastlegging van de gemaakte afspraken heeft Schampers een basisovereenkomst (verder: de basisovereenkomst) aan [X] Projecten verzonden. Op 18 januari 2011 is namens [X] Projecten de basisovereenkomst met opmerkingen teruggezonden. Schampers heeft vervolgens een door Zuidpark getekende versie van de basisovereenkomst, zonder aanpassingen, aan [X] Projecten teruggestuurd. De basisovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Art. 2 Opdracht, Werk, Meerjarig Onderhoud, prijs, datum van oplevering
2.1
De Opdrachtgever draagt hierbij aan de Opdrachtnemer op, die verklaart deze opdracht te aanvaarden, het op basis van de Vraagspecificatie en de Aanbieding door middel van Ontwerp- en Uitvoeringswerkzaamheden het leveren, monteren, aansluiten, afvoeren vervallen installatieonderdelen, beproeven, inbedrijfstelling, documenteren en opleveren van de complete werktuigbouwkundige installaties (…), alsmede de in de technische omschrijving genoemde specificaties, hierna te noemen: het Werk, conform hetgeen in deze Overeenkomst is bepaald.
2.2
Partijen komen overeen dat: de Opdrachtgever hierbij aan de Opdrachtnemer opdraagt, die verklaart deze opdracht te aanvaarden, het op basis van de Vraagspecificatie en de Aanbieding door middel van Onderhoudswerkzaamheden in stand houden van het Werk, hierna te noemen: het Meerjarig Onderhoud, gedurende een periode van 10 jaren te rekenen vanaf de feitelijke datum van oplevering, hierna te noemen: de Meerjarige Onderhoudsperiode, conform hetgeen in deze Overeenkomst is bepaald.
Opdrachtnemer garandeert het Werk gedurende deze 10-jaars periode op deugdelijk functioneren volgens normaal gebruik, normale slijtage uitgesloten. Partijen komen overeen het meerjarig onderhoud in een separate overeenkomst nader vast te leggen.
(…)”
(xi) Bij brief van 28 november 2011 is namens BCO aan Schampers onder meer geschreven:
“(…)
Hiermede hebben wij het genoegen u ons onderhoudscontract voor de technische installaties aan te bieden ten behoeve van Zuidpark gebouw Spaklerweg 52 te Amsterdam .
De in het contract genoemde prijs is per kalenderjaar, indien u kiest voor een vaste looptijd van het contract voor
tienjaar dan kunnen we u een prijs per kalenderjaar aanbieden van € 18.570,00 zonder indexering voor tien jaar vast.
(…)”
(xii) Op 8 februari 2012 is tussen BCO en Zuidpark een onderhoudsovereenkomst tot stand gekomen (verder: de onderhoudsovereenkomst). De onderhoudsovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Artikel 2Aanvang en duur van de overeenkomst
1. De overeenkomst is aangegaan voor de periode van één jaar, ingaande op 01 januari 2012 en eindigt op 31 december 2012.
2. De overeenkomst zal stilzwijgend worden geacht te zijn verlengd voor een periode van 1 jaar, tenzij één der partijen tenminste 2 maanden voor de einddatum, per aangetekende brief de overeenkomst heeft opgezegd. (…)
Artikel 3Prijs
1. Voor de uitvoering van de werkzaamheden als omschreven in dit contract en de daarbij behorende bijlagen zal de opdrachtgever aan de opdrachtnemer betalen een som van € 17.550,00, per contractjaar en exclusief BTW. (…)”
(xiii) In december 2011 en in juli 2012 heeft Zuidpark Trigion opdracht gegeven tot het uitvoeren van werkzaamheden aan de sprinkler- en sprinklermeldinstallatie in het complex (verder: de sprinklerovereenkomst).
(xiv) Op 2 juli 2013 heeft Schampers , door ondertekening van een offerte van 1 juli 2013 (verder: de offerte), [X] Projecten opdracht gegeven tot het uitvoeren van werkzaamheden ter realisatie van de huurdersvoorzieningen van uitgeverij G&J (verder: de opdracht G&J). De offerte luidt onder meer als volgt:
“(…) het betreft meerwerk t.o.v. de basis installatie.
(…)
Totaalbedrag aangeboden voorzieningen € 88.405,00
(…)
Genoemde werkzaamheden kunnen leiden tot een langere doorlooptijd van het project. (…)”
(xv) Op enig moment is de installatie door [X] Projecten opgeleverd.
(xvi) In maart/april 2015 is de installatie geïnspecteerd, op basis waarvan een totaaloverzicht conditiescores is opgesteld (door Zuidpark aangeduid als het rapport [Z] ).
(xvii) Op 5 september 2014 heeft Bureau Veritas de sprinklerinstallatie in het complex onderzocht. Bureau Veritas heeft haar bevindingen neergelegd in een inspectierapport van 30 september 2014 (verder: het sprinklerrapport).
3.2.
[X] c.s. hebben in eerste aanleg
in conventiegevorderd, kort gezegd, veroordeling van Zuidpark tot betaling van een bedrag van € 168.480,70 aan [X] Projecten, een bedrag van € 13.904,10 aan BCO en een bedrag van € 28.692,62 aan Trigion (telkens met wettelijke handelsrente), alsmede tot betaling van een bedrag van € 2.875,= aan buitengerechtelijke incassokosten en van de proceskosten, inclusief nakosten. Zij hebben daartoe gesteld, kort gezegd, dat zij werkzaamheden hebben verricht in opdracht van Zuidpark en dat Zuidpark de facturen voor die werkzaamheden gedeeltelijk onbetaald heeft gelaten. Zuidpark heeft tegen deze vordering verweer gevoerd en van haar kant
in reconventiegevorderd, kort gezegd,
a. de gevolgen van de overeenkomst tussen [X] Projecten en Zuidpark aldus te wijzigen dat [X] Projecten wordt veroordeeld om een bedrag van € 22.028,45 aan Zuidpark te betalen,
b. [X] Projecten te veroordelen – op straffe van verbeurte van een dwangsom – om de aan de installatie klevende gebreken te herstellen conform de bevindingen zoals vervat in het rapport [Z] ,
c. Trigion te veroordelen om een bedrag van € 4.911,= als schadevergoeding aan Zuidpark te betalen alsmede primair Trigion te veroordelen de door Zuidpark geconstateerde gebreken aan de sprinklerinstallatie te herstellen en subsidiair Trigion te veroordelen tot betaling van (vervangende) schadevergoeding, en
d. voor recht te verklaren dat [X] Projecten op grond van de basisovereenkomst een onderhouds- en garantieverplichting heeft jegens Zuidpark die is gestart op 19 november 2013 en een periode van tien jaar bestrijkt, met veroordeling van [X] c.s. in de proceskosten. Zij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat [X] Projecten bij de totstandkoming van de opdracht G&J misbruik van omstandigheden heeft gemaakt door geen projectkorting te verlenen en door extra kosten op te voeren, dat [X] Projecten is tekortgeschoten in de nakoming van de basisovereenkomst omdat de installatie gebreken vertoont, dat Trigion toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de sprinklerovereenkomst, omdat de sprinklerinstallatie gebreken vertoonde, en dat [X] Projecten niet voldoet aan haar verplichtingen tot onderhoud van en het verlenen van garantie op de installatie, zoals in de basisovereenkomst is overeengekomen. [X] c.s. hebben tegen deze vordering verweer gevoerd.
3.3.
De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep
in conventieoverwogen, kort gezegd, dat tussen partijen vast staat dat [X] c.s. de verschillende werkzaamheden waarvoor zij betaling vorderen, hebben uitgevoerd en dat Zuidpark de daarvoor verzonden facturen onbetaald heeft gelaten, maar dat Zuidpark zich ten aanzien van die facturen op opschorting van haar betalingsverplichting beroept, aan welk beroep zij de vorderingen die zij in reconventie heeft ingesteld ten grondslag legt, zodat deze eerst dienen te worden beoordeeld. De rechtbank heeft vervolgens
in reconventieallereerst (ad
a) overwogen, kort gezegd, dat geen sprake is van misbruik van omstandigheden van de kant van [X] Projecten, omdat de opdrachten met betrekking tot de huurdersvoorzieningen, waaronder de opdracht G&J, niet onder de basisovereenkomst vielen, maar meerwerkopdrachten waren, zodat daarop de projectkorting niet van toepassing was, wat Zuidpark ook redelijkerwijs heeft moeten afleiden uit de opdrachtbevestiging waartegen zij niet heeft geprotesteerd, reden waarom [X] Projecten gerechtvaardigd erop heeft mogen vertrouwen dat de overeengekomen projectkorting een eenmalige projectkorting betrof die niet van toepassing was op de huurdersvoorzieningen. Vervolgens (ad
b) heeft de rechtbank overwogen, kort gezegd, dat uit het door Zuidpark overgelegde ‘totaaloverzicht conditiescores’ niet kan worden afgeleid dat, en waarom, sprake is van gebreken in de installatie en dat, omdat Zuidpark op deze punten niet aan de op haar rustende stelplicht heeft voldaan, niet is komen vast te staan dat sprake is van gebreken aan de installatie en (dus) ook niet dat [X] Projecten op dit punt toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de basisovereenkomst. Voorts (ad
c) heeft de rechtbank overwogen, kort gezegd, dat niet is komen vast te staan dat Trigion toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de sprinklerovereenkomst. Ten slotte (ad
d) heeft de rechtbank overwogen, kort gezegd, dat de basisovereenkomst zo moet worden uitgelegd dat de onderhoudswerkzaamheden en de prijs daarvoor niet zijn verdisconteerd in de basisovereenkomst. Op grond hiervan heeft de rechtbank
in conventieZuidpark veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 168.480,70 aan [X] Projecten, een bedrag van € 13.904,10 aan BCO en een bedrag van € 28.692,62 aan Trigion (telkens met wettelijke handelsrente), alsmede tot betaling van de proceskosten, inclusief nakosten en het meer of anders gevorderde afgewezen, en
in reconventiede vorderingen afgewezen en Zuidpark veroordeeld in de proceskosten.
3.4.
Zuidpark komt met de ‘wijziging van haar vordering’ (zie memorie van grieven onder 14, behoudens de laatste twee zinnen), naar het hof begrijpt, in zoverre op tegen wat de rechtbank in het bestreden vonnis
in conventie(met name, naar het hof veronderstelt, in rechtsoverweging 4.1) heeft overwogen, dat zij bezwaar maakt tegen factuur [nummer] van Trigion. Ter adstructie van haar betoog verwijst zij naar een e-mail van Schampers aan Trigion van 1 mei 2012, waarin wordt gesteld dat een deel van de sprinklerinstallatie dient te worden verplaatst in verband met logistieke eisen (productie 5 bij memorie van grieven). Om die reden heeft Zuidpark de met dit onderdeel samenhangende meerwerknota [nummer] van meet af aan bestreden, zo stelt zij, onder (enkel) verwijzing naar verder mailverkeer (productie 6 bij memorie van grieven). Het hof kan Zuidpark niet in dit betoog volgen. Uit het (uit dat verdere mailverkeer blijkende) verzoek van Schampers tot creditering van een meerwerknota als vervat in de e-mail van Schampers aan Trigion van 2 maart 2013 alsmede de reactie daarop van Trigion bij e-mail van 13 maart 2013 kan niet zonder meer worden afgeleid of en, zo ja, in hoeverre deze betrekking hadden op verplaatsing van een deel van de sprinklerinstallatie in verband met logistieke eisen, althans betrekking hadden op factuur [nummer] . In de reactie bij e-mail van 6 mei 2013 op de e-mail van Trigion van 13 maart 2013 verwijst Schampers weliswaar naar de bedoelde e-mail van 1 mei 2012, maar besluit zij met de mededeling dat zij de factuur 32031548 niet zal accepteren, waarbij het dus
nietom de meerwerknota [nummer] gaat. Dit stemt overigens overeen met de stelling van [X] c.s. (zie memorie van antwoord onder 47) dat Zuidpark de juistheid van de factuur (bedoeld is: de meerwerknota [nummer] ) en de daaraan ten grondslag liggende werkzaamheden op onjuiste gronden bestrijdt. Uit een en ander moet worden geconcludeerd dat Zuidpark zonder nadere toelichting, die ontbreekt, haar verweer tegen factuur [nummer] van Trigion derhalve onvoldoende heeft gemotiveerd, zodat dit moet worden gepasseerd.
3.5.
Voor het overige hebben de grieven betrekking op wat de rechtbank in het vonnis waarvan beroep
in reconventieheeft overwogen.
3.6.
Zuidpark heeft allereerst buiten de genummerde grieven om gesteld dat Trigion niet correct heeft opgeleverd – waarmee zij kennelijk doelt op haar (in de rechtsoverwegingen 4.12 tot en met 4.16 van het vonnis waarvan beroep aan de orde zijnde) stelling dat Trigion toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de sprinklerovereenkomst – en daarbij expliciet een grief gericht tegen het in rechtsoverweging 4.15 vervatte oordeel dat uit het enkele feit dat de sprinklerinstallatie kennelijk op bepaalde punten niet voldeed aan de NEN-normen, niet zonder meer kan worden afgeleid dat dit aan Trigion moet worden toegerekend (zie memorie van grieven onder 14, laatste twee zinnen, tot en met 21). De desbetreffende rechtsoverweging (4.15) uit het vonnis waarvan beroep luidt als volgt:
“Zuidpark heeft het gemotiveerde verweer van Trigion niet, althans onvoldoende onderbouwd, weersproken. Zo heeft Zuidpark niet inhoudelijk gereageerd op de stellingen van Trigion dat een deel van de gebreken is hersteld en dat sommige gebreken het gevolg waren van een wijziging in de indeling na oplevering van de sprinklerinstallatie. Zuidpark heeft ook nagelaten (nader) te onderbouwen dat de gebreken zien op onderdelen die vallen onder de sprinklerovereenkomst. Zij heeft dit slechts gedaan ten aanzien van het punt dat er geen doormelding was naar de brandweer, erop wijzend dat dit in de offerte van 19 september 2011 staat opgenomen. Ten aanzien van dit punt is echter het verweer gevoerd dat die doormelding aanwezig is, maar dat die nog moet worden beproefd door het inspectiebureau. Op dit verweer heeft Zuidpark niet inhoudelijk gereageerd. Anders dan Zuidpark betoogt, kan uit het enkele feit dat de sprinklerinstallatie kennelijk op bepaalde punten niet voldeed aan de NEN-normen, niet zonder meer worden afgeleid dat dit aan Trigion moet worden toegerekend. Geoordeeld wordt aldus dat niet is komen vast te staan dat Trigion toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de sprinklerovereenkomst.”
Uit deze overweging kan worden afgeleid dat de zin waartegen de grief zich richt – te weten: dat uit het enkele feit dat de sprinklerinstallatie kennelijk op bepaalde punten niet voldeed aan de NEN-normen, niet zonder meer kan worden afgeleid dat dit aan Trigion moet worden toegerekend – niet op zichzelf staat, maar moet worden gelezen in samenhang met wat de rechtbank daarvóór overweegt: gegeven het feit dat Zuidpark het gemotiveerde verweer van Trigion niet, althans onvoldoende onderbouwd, heeft weersproken – welke overweging vervolgens aan de hand van enkele voorbeelden wordt uitgewerkt –, is het enkele niet voldoen aan de NEN-normen onvoldoende voor de conclusie dat Trigion toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de sprinklerovereenkomst. Omdat Zuidpark die op zichzelf juiste – en door het hof onderschreven – samenhang kennelijk miskent, mist haar grief feitelijke grondslag en moet deze worden verworpen.
3.7.
Met haar eerste genummerde grief betoogt Zuidpark, kort gezegd, dat de projectkorting van 7,5%, welke korting – naar tussen partijen vaststaat – tussen hen ten aanzien van de basisovereenkomst is overeengekomen op de aanneemsom, ook van toepassing is op de opdracht G&J. Volgens Zuidpark golden voor de meerwerkopdrachten, zoals de opdracht G&J, dezelfde basiscondities als in de hoofdaannemingsovereenkomst vervat. De rechtbank heeft in (rechtsoverweging 4.6 van) het bestreden vonnis uitvoerig gemotiveerd dat, en waarom, de projectkorting van 7,5% niet van toepassing is op de opdracht G&J. Het hof onderschrijft de desbetreffende rechtsoverweging volledig en maakt die tot de zijne. Die rechtsoverweging is door Zuidpark niet, althans onvoldoende gemotiveerd, bestreden. Zo kan, anders dan Zuidpark wil doen geloven, uit de door Schampers in haar aan [X] Projecten gerichte e-mail van 9 november 2010, in het bijzonder uit de daarin voorkomende zin “We willen de volledige opdracht verstrekken, echter de uitvoering geschied in fases” zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden afgeleid dat de in de basisovereenkomst ten aanzien van de aanneemsom overeengekomen projectkorting van 7,5% ook voor de meerwerkopdrachten zou gaan gelden, wat evenzeer geldt voor de overige stukken waarnaar Zuidpark in dit verband verwijst (producties 10 en 11 bij dagvaarding in eerste aanleg). Ook vormt het feit dat een verschil bestond tussen de offertes aan Yacht en G&J veeleer een aanwijzing dat de projectkorting van 7,5%
nietzonder meer van toepassing was op de meerwerkopdrachten, maar dat het [X] Projecten, integendeel, vrijstond deze al dan niet te verlenen. De conclusie is dat
grief 1faalt.
3.8.
De tweede genummerde grief stelt de vraag aan de orde of de opgeleverde installatie gebreken vertoont die tot de conclusie leiden dat [X] Projecten toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de basisovereenkomst. Ook hier geldt dat de rechtbank in (rechtsoverweging 4.10 van) het bestreden vonnis uitvoerig heeft gemotiveerd dat, en waarom, [X] Projecten op dit punt niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de basisovereenkomst en dat het hof de desbetreffende rechtsoverweging volledig onderschrijft en tot de zijne maakt, met dien verstande dat inmiddels (uit de bij memorie van grieven in het geding gebrachte productie 3) is gebleken dat het in die rechtsoverweging bedoelde totaaloverzicht is ontleend aan een rapport van 2 april 2015 dat is opgesteld door [Z] Service & Onderhoud Amsterdam B.V. En ook hier geldt dat die rechtsoverweging door Zuidpark niet, althans onvoldoende gemotiveerd, is bestreden. Zonder nadere toelichting, die – nog steeds – ontbreekt, zegt het totaaloverzicht met name, zoals de rechtbank heeft overwogen, niets over de oorzaak van een eventueel gemeten slechte conditie en de toerekenbaarheid daarvan aan [X] Projecten. Ook het door Zuidpark weergegeven citaat van Yield (zie memorie van grieven onder 12) schiet zonder nadere toelichting, die ontbreekt, tekort om te kunnen concluderen dat [X] Projecten op dit punt toerekenbaar is tekortgeschoten. Dit geldt evenzeer voor de Due Diligence-rapportage van Heren 2 B.V. van 19 augustus 2015,opgesteld in opdracht van een potentiële koper van het complex (zie productie 4 bij memorie van grieven). Uit het voorgaande volgt dat
grief 2evenmin terecht is voorgesteld.
3.9.
Met haar derde genummerde grief komt Zuidpark op tegen het oordeel van de rechtbank dat, kort gezegd, de onderhoudswerkzaamheden (en dus de prijs daarvan) niet zijn verdisconteerd in de basisovereenkomst, waarbij Zuidpark onderscheid maakt tussen onderhoud en garantie. Daarbij gaat het met name om de vraag of, zoals Zuidpark stelt, op grond van artikel 2.2 van de basisovereenkomst [X] Projecten een onderhoudsplicht heeft van tien jaar vanaf het moment van oplevering en gedurende die periode een garantie op de installatie geeft dan wel, zoals [X] Projecten stelt, het onderhoud niet is verdisconteerd in de basisovereenkomst en uit artikel 2.2 daarvan volgt dat partijen voor het onderhoud een aparte overeenkomst zouden sluiten. Daarmee spitst het geschil zich op dit punt dus toe op de uitleg van de basisovereenkomst.
3.10.
Bij die uitleg dient het volgende voorop te staan. Voor de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift echter vaak wel van groot belang. Hiervan uitgaande oordeelt het hof als volgt.
3.11.
De rechtbank heeft in (rechtsoverweging 4.19 en 4.20 van) het bestreden vonnis ook op dit punt uitvoerig gemotiveerd dat, en waarom, de basisovereenkomst zo moet worden uitgelegd dat de onderhoudswerkzaamheden en de prijs daarvoor niet zijn verdisconteerd in de basisovereenkomst, dat de te sluiten en uiteindelijk voor een jaar gesloten (separate) onderhoudsovereenkomst zag op de uitvoering van het onderhoud zoals in de basisovereenkomst neergelegd en dat een koppeling bestaat tussen de duur van de garantie en de duur van het onderhoud, wat betekent dat op [X] Projecten slechts een garantieverplichting rustte jegens Zuidpark voor de duur van een jaar vanaf de datum van oplevering van de installatie. Ook hier onderschrijft het hof, gegeven de onder 3.10 geformuleerde maatstaf, de desbetreffende rechtsoverwegingen volledig en maakt die tot de zijne, terwijl ook hier geldt dat die rechtsoverwegingen door Zuidpark niet, althans onvoldoende gemotiveerd, zijn bestreden. Voor zover Zuidpark bijvoorbeeld stelt dat aan de bewoordingen van de basisovereenkomst meer betekenis zou moeten worden toegekend en daarbij verwijst naar artikel 2.2 (eerste zin) van de basisovereenkomst, licht zij niet toe wat uit de desbetreffende bewoordingen dan wel precies moet worden afgeleid en waarom dit het geval is, en miskent zij dat de rechtbank bij haar motivering juist veel betekenis heeft toegekend aan de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin de basisovereenkomst alsmede de basisofferte en de beoordeling daarvan en reactie daarop zijn gesteld. Ook met betrekking tot haar stelling dat [X] Projecten, indien deze het onderhoud niet zelf uitvoert omdat geen onderhoudsovereenkomst met [X] Projecten maar met een derde is gesloten, niettemin is gehouden om de ‘overeengekomen garantie’ na te komen, laat Zuidpark, gelet op de overwegingen van de rechtbank op dit punt, na (voldoende) toe te lichten waarom dit het geval zou moeten zijn. Het vorenstaande brengt mee dat ook
grief 3moet worden verworpen.
3.12.
De slotsom luidt dat het appel faalt en dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Zuidpark zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Zuidpark in de proceskosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [X] c.s. gevallen, op € 5.213,= voor verschotten, op € 3.263,= voor salaris advocaat en op € 131,= voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 68,= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot in geval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, L.A.J. Dun en D.J. van der Kwaak, en is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2018 door de rolraadsheer.