Uitspraak
mr. T.C. Coomante Utrecht,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
3.11. Vast staat dat de woning te [plaats B] (hof: de voormalige echtelijke woning)
gemeenschappelijk eigendom is van partijen en derhalve een eenvoudige gemeenschap betreft. (…)
(…)Inleiding
(…) Vide de overeenkomst hebben partijen niets meer van elkaar te vorderen. (…)
18 februari 2014 hebben gesloten. Het betreft hier een kwestie van uitleg van de kwijtingsbepaling in de overeenkomst. Deze uitleg dient onder toepassing van de zogeheten “Haviltex-maatstaf” plaats te vinden. Het hof acht hiervoor het volgende van belang. Partijen zijn in de geldleenovereenkomst met [makelaardij] overeengekomen dat deze over de geldlening van € 80.000,- een rente, gelijk aan de rente over de tweede hypothecaire geldlening, vermeerderd met een opslag zal voldoen. Uit het proces-verbaal van de zitting van 22 juni 2017 bij de rechtbank Noord-Holland volgt dat de man heeft verklaard dat hij tot 2012 de rente volledig betaalde en dit boekte in rekening-courant van [makelaardij] . Het hof begrijpt uit deze verklaring dat de man ten behoeve van [makelaardij] zorgdroeg voor betaling van de verschuldigde rente over de geldlening. Gelet op deze verklaring hebben partijen naar het oordeel van het hof ter zitting van 31 oktober 2012 willen regelen dat de man voor voorzetting van deze wijze van betaling van de door [makelaardij] verschuldigde rente zou zorgdragen. Uit de overeenkomst van 18 februari 2014 volgt niet dat deze afspraak is komen te vervallen. Deze overeenkomst ziet slechts op de vermogensrechtelijke afwikkeling van partijen. [makelaardij] was geen partij bij deze overeenkomst en uit de overeenkomst volgt niet dat [makelaardij] de rente over de lening niet meer hoefde te betalen. De diverse e-mailberichten en brieven tussen (de advocaten van) partijen leiden niet tot een ander oordeel, nu uit de inhoud van de berichten blijkt dat deze eveneens zien op de afwikkeling van de verplichtingen die partijen over en weer jegens elkaar hadden en niet op de verplichtingen van [makelaardij] jegens partijen.
4.Beslissing
3 april 2018.