ECLI:NL:GHAMS:2018:111

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
200.195.824/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte. Ontbinding en ontruiming wegens het gedurende enkele jaren veroorzaken van overlast.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de huurovereenkomst tussen [appellant] en Libra International B.V. werd ontbonden wegens overlast. [appellant] heeft de woning aan [adres 1] gehuurd van Libra, die klachten ontving van zijn onderburen, [A] en [B], over hard stampen en andere vormen van overlast. Ondanks herhaalde waarschuwingen en een voorstel tot bemiddeling, bleef de overlast aanhouden. Libra heeft in eerste aanleg gevorderd om de huurovereenkomst te ontbinden en [appellant] te veroordelen tot ontruiming. De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen. In hoger beroep heeft [appellant] de grieven ingediend, stellende dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat hij zich niet als goed huurder heeft gedragen en dat de overlast de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de klachten van de buren, de informatie van de politie en de verklaringen van andere omwonenden. Het hof concludeert dat de overlast door [appellant] voldoende is onderbouwd en dat hij niet heeft aangetoond dat hij zelf overlast ervaart van zijn buren. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.195.824/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 4355762 CV EXPL 15-20759
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 januari 2018
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J.P. Zeilstra te Purmerend,
tegen
LIBRA INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. N. Hartmans te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Libra genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 14 juli 2016 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 15 april 2016, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Libra als eiseres en [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte na memorie van antwoord, met producties, van de zijde van [appellant] ;
- antwoordakte, met producties, van de zijde van Libra;
- akte na antwoordakte van de zijde van [appellant] .
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van Libra alsnog zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Libra in de kosten van het geding in beide instanties, waaronder het nasalaris, vermeerderd met de wettelijke rente.
Libra heeft geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis, onder 1.1 tot en met 1.6, een aantal feiten tot uitgangspunt genomen. Voor zover [appellant] zich in de memorie van grieven, onder het kopje “feiten” tegen deze feitenvaststelling richt, zal het hof hiermee rekening houden. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn gebleken uit de niet (voldoende) weersproken stellingen van partijen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1.
Met ingang van 1 juli 2005 heeft (de rechtsvoorgangster van) Libra de woning aan de [adres 1] (hierna: het gehuurde) aan [appellant] verhuurd. Onder hem, op het adres [adres 2] , woont [A] met zijn echtgenoot [B] .
2.1.2.
In artikel 8 lid 1 van de huurovereenkomst is, voor zover thans van belang, bepaald dat huurder verplicht is ervoor zorg te dragen dat hij geen overlast voor gebruikers van het onderhavige perceel c.q. de naburige percelen zal veroorzaken.
2.1.3.
[A] heeft zich bij brieven van 18 februari 2012 en 19 juli 2012 bij Libra beklaagd over overlast van [appellant] , veroorzaakt door hard stampen en het gebruik van vogelvoer dat ongedierte aantrekt. Libra heeft deze klachten aan [appellant] voorgelegd. In reactie hierop heeft [appellant] bij brief van 30 juli 2012 laten weten dat het juist [A] is die overlast veroorzaakt.
2.1.4.
Bij brief van 18 september 2014 heeft [A] zich beklaagd over overlast van [appellant] in de periode die na de vorige klachten is verstreken. [appellant] heeft zich bij brieven van 2 oktober 2014 en 23 november 2014 beklaagd over overlast van [A] .
2.1.5.
Bij brief van 11 december 2014 heeft (de advocaat van) Libra aan [appellant] en [A] laten weten dat zij zich over elkaar beklagen en een voorstel tot bemiddeling gedaan. [A] heeft bij brief van 16 december 2014 meegedeeld daaraan te willen meewerken. [appellant] heeft bij brieven van 5 januari 2015 en 30 januari 2015 gereageerd op het voorstel. Hij heeft (onder meer) laten weten dat, als Libra de voorkeur geeft aan een gesprek, Libra dan wel de condities moet scheppen waarin een dergelijk gesprek kan plaatshebben, te beginnen met het gestopt zijn van “
de mishandelingen en overlast” van [A] voor de duur van tenminste dertig dagen voor het gesprek. Er heeft geen bemiddeling plaatsgevonden.
2.1.6.
Bij brief van 6 mei 2015 heeft Libra aan [appellant] een laatste waarschuwing gegeven en aangekondigd hem in rechte te zullen betrekken, indien er weer klachten over hem binnenkomen.
2.1.7.
In juli 2015 heeft [appellant] achter de ramen van zijn woning pamfletten opgehangen met teksten als “Waarom trilt mijn vloer zo?” en “SOS magnetron terreur van beneden”.
2.1.8.
[appellant] heeft vanaf 4 oktober 2015 (met tussenpozen) enige tijd elders verbleven. Thans woont hij weer in het gehuurde.

3.Beoordeling

3.1.
Libra heeft in haar antwoordakte verzocht de door [appellant] ingediende akte na memorie van antwoord buiten beschouwing te laten, omdat, samengevat, sprake is van een verkapte memorie en [appellant] al meerdere keren de kans heeft gekregen om zijn verhaal te doen. Het hof overweegt over dit verzoek als volgt. Het stond [appellant] in beginsel vrij om bij akte te reageren op de memorie van antwoord en de daarbij overgelegde producties. De akte van [appellant] is weliswaar vrij uitgebreid, maar dat is niet onbegrijpelijk, aangezien de memorie van antwoord 26 pagina’s telt en verwijst naar negen, grotendeels nieuwe, producties. Verder bevat de akte geen wijziging of aanvulling van de grieven en zijn de bij die akte overgelegde producties, vier in totaal, deels niet nieuw en deels van na de memorie van grieven. Gelet hierop is naar het oordeel van het hof van een verkapte memorie of een onnodige herhaling van zetten geen sprake, zodat het verzoek van Libra wordt afgewezen. Bij de verdere beoordeling zal dan ook acht worden geslagen op deze akte alsmede op de daarna nog genomen aktes.
3.2.
In eerste aanleg heeft Libra gevorderd dat de kantonrechter, kort gezegd, de huurovereenkomst tussen partijen zal ontbinden, [appellant] zal veroordelen tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en [appellant] zal veroordelen tot betaling aan Libra van een gebruiksvergoeding van
€ 511,78 per maand zolang het gebruik van het gehuurde voortduurt, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding, een en ander uitvoerbaar bij voorraad. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen van Libra toegewezen.
3.3.
De grieven strekken ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant] tegenover de concrete omschrijving van data en tijdstippen van overlast als gevolg van hard stampen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat daarvan sprake was (I), dat [appellant] zich niet als goed huurder heeft gedragen en daarmee verantwoordelijkheid draagt voor de inbreuk op het huurgenot van [A] (II) en dat, gezien de lange periode waarbinnen deze heeft plaatsgevonden, deze inbreuk de ontbinding van de huurovereenkomst en de daaraan gekoppelde ontruiming rechtvaardigt (III). Grief IV richt zich tegen het volledige dictum van het bestreden vonnis en mist zelfstandige betekenis. Het hof zal de grieven hierna gezamenlijk bespreken.
3.4.
Uit artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
3.5.
Libra heeft aan haar vorderingen tot ontbinding en ontruiming in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat sprake is van door [appellant] veroorzaakte overlast. [appellant] betwist de gestelde overlast, behoudens een aantal malen (hard) bonzen/stampen in begin 2012.
3.6.
De eerste klachten waarop Libra zich beroept zijn in februari en juli 2012 bij haar binnengekomen. In de onder 2.1.3 genoemde brief van 18 februari 2012 klaagt [A] erover dat zijn echtgenoot en hij sinds ongeveer een jaar last hebben van hard stampen door [appellant] en maakt hij melding van een escalatie op 16 februari 2012 waarbij [appellant] hun woning probeerde binnen te dringen en hen, in aanwezigheid van de politie, heeft bedreigd. Ook in zijn eveneens onder 2.1.3 vermelde brief van 19 juli 2012 klaagt [A] met name over stampen door [appellant] . In zijn onder 2.1.4 genoemde brief van 18 september 2014 klaagt [A] niet alleen over hard stampen door [appellant] , maar ook over herhaalde bedreigingen door [appellant] in de richting van zijn echtgenoot en hem en over discriminerende uitingen van [appellant] aan hun adres omtrent hun (seksuele) geaardheid.
3.7.
Bij laatstgenoemde brief is een logboek gevoegd - in dit geding overgelegd als productie 8 bij de inleidende dagvaarding - waarin [A] over de periode van 16 februari 2012 tot en met 18 september 2014 per incident heeft bijgehouden welke overlast is ervaren. Uit dit logboek, waarvan de inhoud door [appellant] in zoverre niet althans onvoldoende gemotiveerd is betwist, blijkt van regelmatig hard stampen door [appellant] alsmede van enkele bedreigingen en het bijzonder hard aanzetten van de radio door hem. In hoger beroep heeft Libra een (aanvullend) logboek overgelegd (productie 9 bij memorie van antwoord), waarin ook over de periode van 5 april 2015 tot en met 2 december 2016 door [A] is bijgehouden welke overlast van [appellant] is ervaren. Blijkens dit logboek, waarvan de inhoud door [appellant] in zoverre niet althans onvoldoende gemotiveerd is betwist, is er naast veelvuldig hard stampen sprake van het filmen door [appellant] vanaf zijn balkon van [A] en zijn echtgenoot in hun tuin, geluidsoverlast van een radio die hard aanstaat in de woning van [appellant] - soms dagen en nachten achter elkaar - en intimiderend gedrag van [appellant] jegens [A] en zijn echtgenoot. Met betrekking tot dit logboek heeft [appellant] slechts opgemerkt dat dit niet overeenkomt met de klachtbrief van [A] van 19 juli 2012. Dat [A] in die brief schrijft dat “
de laatste weken het probleem van stampen namelijk weer steeds heviger de kop gaat opsteken”, terwijl in het logboek ook melding wordt gemaakt van stampen in april (tweemaal) en in mei (eenmaal), maakt - anders dan [appellant] heeft betoogd - naar het oordeel van het hof niet dat sprake is van een tegenstrijdigheid; de omstandigheid dat een bedreiging in juni 2012 wel in het logboek staat maar niet in de brief wordt genoemd evenmin.
3.8.
Daarnaast heeft Libra in hoger beroep door haar opgevraagde informatie uit het politiesysteem, neergelegd in een brief van C.C. Gerardts (juridisch bedrijfsvoeringsspecialist bij de politie) van 27 september 2016, in het geding gebracht (productie 6 bij memorie van antwoord). In die brief wordt vermeld dat deze informatie wordt verstrekt, omdat in dit geval sprake is van een zwaarwegend algemeen belang, aangezien de politie diverse malen assistentie heeft moeten verlenen, de overlast (van [appellant] ) door verschillende omwonenden wordt ervaren en het er niet naar uitziet dat verandering in de situatie zal optreden. Uit de verstrekte informatie blijkt dat er bij de politie meldingen over [appellant] zijn gedaan betreffende geluidsoverlast, waaronder geschuif, harde muziek en een radio die aanstaat, intimiderend gedrag, het maken van foto’s en filmopnames van buren/omwonenden en het beplakken van zijn ramen met pamfletten. Op 6 mei 2016 hebben de rapporteurs in de slaapkamer van een omwonende duidelijk gehoord dat de radio in de woning van [appellant] aanstond; [appellant] deed niet open. Ook op 11 mei 2016 hebben de rapporteurs zelf geluidsoverlast waargenomen: zij hebben [appellant] toen gebeld en die gaf aan “binnen 45 minuten” thuis te zijn om de radio uit te zetten. Deze twee incidenten worden ook in het logboek van [A] vermeld. Volgens [appellant] laat deze informatie uit het politiesysteem een eenzijdig beeld zien en zijn de opgenomen meldingen niet steeds feitelijk juist. Ten aanzien van de melding van 6 mei 2016 heeft hij daaraan toegevoegd dat die datum niet, zoals in de melding staat, op een vrijdag viel maar op een woensdag. Voor zover [appellant] heeft bedoeld te betogen dat dit maakt dat aan de juistheid van de gehele melding moet worden getwijfeld, volgt het hof hem daarin niet. De opmerking van [appellant] dat hij zich ook op 12 mei 2016 niet in het gehuurde bevond, kan het hof niet plaatsen: de melding gaat er juist over dat [appellant] de radio hard aanzet en dan zelf de woning verlaat. Verdere concrete onjuistheden zijn door [appellant] niet aangevoerd.
3.9.
Libra heeft in hoger beroep voorts overgelegd een verklaring van [C] , bewoonster van [adres 3] , van 14 november 2016 en een verklaring van [D] , voormalig bewoonster van [adres 4] , van 21 maart 2016 (producties 8 en 7 bij memorie van antwoord). [appellant] heeft over deze verklaringen opgemerkt dat die enkel, althans hoofdzakelijk, zijn gebaseerd op “horen-zeggen”/verhalen van de onderburen. De mededeling van [C] in deze verklaring dat zij af en toe getuige is geweest van de overlast die [appellant] veroorzaakte, dat [appellant] in een discussie met haar agressief reageerde en begon te schreeuwen, en dat [appellant] haar opnames heeft laten zien die hij met een verborgen camera van een buurvrouw had gemaakt, betreft echter wel degelijk haar eigen waarneming en kan dus in aanmerking worden genomen. Dit geldt ook voor de mededeling van [D] dat [appellant] een dreigement jegens haar heeft geuit en ’s nachts op haar deur heeft gebonsd. Dat zij al sinds 2012 niet meer boven [appellant] woont, doet hieraan niet af.
3.10.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat Libra haar stelling dat sprake is van door [appellant] veroorzaakte overlast voldoende heeft onderbouwd en dat [appellant] - ook in hoger beroep - heeft nagelaten de gedetailleerde klachten over hem concreet te weerleggen. Dat, zoals [appellant] heeft opgemerkt, de huizen erg gehorig zouden zijn en dat de buren nimmer zelf bij hem zouden hebben geklaagd, leidt, wat hiervan verder ook zij, niet tot een ander oordeel.
3.11.
Het hof stelt op basis van de hiervoor genoemde stukken vast dat [appellant] gedurende enkele jaren (2012-2016), zij het soms met tussenpozen, zowel overdag als ’s nachts (ernstige) overlast heeft veroorzaakt, bestaande uit (hard) stampen, het (gedurende langere tijd achtereen) op hoog volume draaien van muziek en laten spelen van de radio - waarbij hij soms zelf niet in de woning aanwezig was -, bedreigingen, intimiderend gedrag, het beplakken van zijn ramen met pamfletten met de onder 2.1.7 genoemde leuzen erop - hetgeen zeer wel als bedreigend kan worden ervaren - en het filmen en foto’s maken van buren/omwonenden. Daarbij merkt het hof op dat deze overlast, anders dan [appellant] heeft aangevoerd, niet alleen door zijn onderburen, [A] en [B] , is ervaren, maar blijkens voormelde informatie uit het politiesysteem en de verklaringen van [C] en [D] ook door andere buren/omwonenden. Dat de meeste klachten over overlast van de onderburen komen, is niet onlogisch, aangezien het stampen, hun voornaamste klacht, over het algemeen alleen door hen zal worden ervaren.
3.12.
[appellant] heeft zich aldus niet gedragen zoals het een goed huurder betaamt en daarmee gehandeld in strijd met artikel 7:213 BW en artikel 8 lid 1 van de huurovereenkomst. Dit levert een tekortkoming in de huurovereenkomst op.
3.13.
[appellant] heeft op zijn beurt gesteld dat hij overlast van de onderburen ervaart en dat dit maakt dat een eventuele tekortkoming aan zijn zijde de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt. Volgens [appellant] bestaat de door hem ervaren overlast sinds eind 2012 vooral uit gerichte elektromagnetische stralingen/trillingen (“infrageluid”). Libra heeft dit zowel in eerste aanleg als in hoger beroep gemotiveerd betwist. Daargelaten wat hiermee precies is bedoeld, is naar het oordeel van het hof onvoldoende komen vast te staan dat [appellant] overlast heeft van door zijn onderburen veroorzaakt “infrageluid”. Het overleggen van enkele door [appellant] zelf gemaakte seismogrammen (productie C5 bij conclusie van antwoord) is daartoe niet afdoende. Van deze stelling is bovendien, zeker gezien de onduidelijkheid rond het begrip “infrageluid”, onvoldoende concreet bewijs aangeboden. Voor zover [appellant] in hoger beroep heeft gesteld dat hij ook (nog) overlast heeft van opzettelijk “nep-kuchen” door [A] , overweegt het hof dat dit - tegenover de gemotiveerde betwisting door Libra - enkel op basis van zijn eerst in hoger beroep overgelegde logboek (productie G1 bij memorie van grieven) evenmin voldoende is komen vast te staan. Een concreet bewijsaanbod van deze stelling ontbreekt.
3.14.
Naar het oordeel van het hof is de door [appellant] veroorzaakte overlast dermate ernstig dat het ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De omstandigheid dat Libra niet is overgegaan tot het aanbrengen van de door [appellant] gevraagde vloerisolatie en/of tot woningruil, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Bij deze stand van zaken behoeven de overige verwijten die Libra [appellant] maakt geen bespreking meer.
3.15.
De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het appel, aan de zijde van Libra gevallen en tot op heden begroot op € 718,- voor verschotten en € 894,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, R.J.M. Smit en A.E. Oderkerk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2018.