In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van scooterdiefstal, gepleegd op 17 september 2015 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof tot de conclusie kwam dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De advocaat-generaal had een taakstraf van 20 uren geëist, maar het hof oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was. De verklaringen die in het dossier waren opgenomen, waren in essentie te herleiden tot één enkele bron, namelijk de verklaring van de aangever. Dit leidde tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal. Het hof benadrukte dat, hoewel het niet twijfelde aan het voorval zoals beschreven door de aangever, het bewijs niet voldeed aan de eisen voor een veroordeling.