ECLI:NL:GHAMS:2018:1077

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
23-000485-17.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict onder invloed van alcohol met spookrijden en gevaar op de weg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol en spookrijden, wat gevaar op de weg veroorzaakte. De tenlastelegging omvatte drie punten, waarvan de verdachte op 6 maart 2015 in Alkmaar met een alcoholgehalte van 680 microgram per liter uitgeademde lucht reed, en daarbij met hoge snelheid op de verkeerde weghelft reed. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede punt, omdat niet bewezen kon worden dat hij op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Het hof oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan de andere twee punten en legde hem een taakstraf op van 40 en 50 uren, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 8 maanden. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000485-17
datum uitspraak: 30 maart 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-145291-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 maart 2015 te Alkmaar als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 680 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 6 maart 2015 te Alkmaar terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Kanaalkade, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
3.
hij op of omstreeks 6 maart 2015 te Alkmaar als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en),
de Kanaalkade met hoge snelheid, althans met een ter plaatse niet verantwoorde snelheid op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer heeft gereden en/of (vervolgens) op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer linksaf is geslagen, de Geestersingel op waarbij een zich op die weghelft bevindend voertuig moest remmen om een aanrijding met hem, verdachte, te voorkomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde

Op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat de verdachte op 6 maart 2015 op de hoogte was van het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs of redelijkerwijs daarvan moest weten.
Het hof overweegt hiertoe dat stukken van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) in het dossier ontbreken, zodat niet kan worden vastgesteld of het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs daadwerkelijk aan de verdachte ter kennis is gekomen. Daarnaast is aan de hand van de gegevens in het dossier, mede gelet op de justitiële documentatie van de verdachte, niet vast te stellen op grond waarvan het rijbewijs van de verdachte was ingeleverd, terwijl evenmin blijkt van een andere omstandigheid waaruit geconcludeerd zou moeten worden dat de verdachte op 6 maart 2015 wist, of redelijkerwijs moest weten, dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Aan de verklaring van de verdachte, zoals weergegeven op pagina 27 van het procesdossier, kan in dit verband geen belastende waarde worden toegekend, nu geen sprake is van een duidelijke en volmondige bekentenis.
Om voormelde redenen is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 maart 2015 te Alkmaar als bestuurder van een personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 680 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
hij op 6 maart 2015 te Alkmaar als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende op de wegen,
de Kanaalkade met hoge snelheid, althans met een ter plaatse niet verantwoorde snelheid op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer heeft gereden en vervolgens op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer linksaf is geslagen, de Geestersingel op, waarbij een zich op die weghelft bevindend voertuig moest remmen om een aanrijding met hem, verdachte, te voorkomen,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Hetgeen onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, voor het onder 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, en voor het onder 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, en ter zake van het onder 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de straf te matigen met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde, gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) d.d. december 2017. Het oriëntatiepunt voor overtreding van artikel 8, eerste lid, sub a van de Wegenverkeerswet 1994, bij een ademalcoholgehalte van 651-715 µg/l, komt neer op een geldboete van € 750,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, hetgeen dan ook niet in verhouding staat tot de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf, aldus de raadsman. Gelet op de financiële situatie van de verdachte heeft de raadsman voorts verzocht om oplegging van een taakstraf in plaats van een geldboete.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een zeer gevaarlijke verkeerssituatie veroorzaakt, door onder invloed van alcohol met hoge snelheid binnen de bebouwde kom te rijden, waarbij hij tevens in tegengestelde richting aan de rijrichting heeft gereden (spookrijden). Bij zijn poging de politie te ontvluchten heeft hij een dienstfiets geraakt. Na een ademanalyse is bij de verdachte een ademalcoholgehalte van 680 µg/l geconstateerd. Het hof acht deze gedragingen van de verdachte uiterst kwalijk.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 maart 2018 is hij eerder ter zake van (soortgelijke) verkeersdelicten onherroepelijk veroordeeld. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Bij de bepaling van een passende strafmaat heeft het hof voor de straftoemeting primair gekeken naar de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS d.d. december 2017 met betrekking tot overtreding van artikel 8, eerste lid, sub a van de Wegenverkeerswet 1994. Voor het rijden onder invloed bij een ademalcoholgehalte van 680 µg/l, waarvan in casu sprake is, geldt volgens die oriëntatiepunten
– overeenkomstig het standpunt van de raadsman – als uitgangspunt een geldboete van € 750,00 in combinatie met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Het hof ziet in de omstandigheid dat de verdachte eerder vanwege een soortgelijk feit is veroordeeld, aanleiding om hiervan twee schalen naar boven af te wijken, waarbij als uitgangspunt een geldboete van € 950,00 in combinatie met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden geldt. Vanwege de financiële situatie van de verdachte zal het hof in plaats van die geldboete een taakstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, taakstraffen van na te melden duur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. N.A. Schimmel en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 maart 2018.
[…]