ECLI:NL:GHAMS:2018:1074

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
23-000324-17.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van straf in hoger beroep wegens fietsendiefstal en winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 17 januari 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1971 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten. Het hof bevestigde het vonnis van de eerste rechter, met uitzondering van de opgelegde straf. De verdachte was beschuldigd van fietsendiefstal en winkeldiefstal. Tijdens de behandeling in hoger beroep op 16 maart 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de zaak opnieuw beoordeeld.

Het hof oordeelde dat de diefstallen ernstige feiten zijn die ongemak en financiële schade veroorzaken voor de slachtoffers. De verdachte had geen respect getoond voor de eigendomsrechten van anderen. Het hof heeft de eerdere straf van de politierechter, die een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week had opgelegd, vernietigd. In plaats daarvan heeft het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee dagen opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn huisvestingssituatie. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.

Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters M.L. Leenaers, N.A. Schimmel en A. Dantuma-Hieronymus, en is openbaar uitgesproken op 30 maart 2018.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000324-17
datum uitspraak: 30 maart 2018
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-226185-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
laatst bekende adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit daarom – met aanvulling en verbetering van gronden als hierna te melden – bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Aanvulling en verbetering van gronden

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, met dien verstande dat het hof in het vonnis waarvan beroep de hierna te vermelden aanvulling en verbetering van gronden aanbrengt.
Verbetering van gronden: de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
I. Een proces-verbaal (p. 16 e.v.) van aangifte met bijlage goederen. Dit proces-verbaal houdt
– zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 28 oktober 2015 door aangever [naam] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 1] afgelegde verklaring:
Op 26 oktober 2015 omstreeks 10:30 uur heb ik mijn fiets geplaatst tussen de hoofdingang van het Dalton College te Alkmaar en de fietsenstalling aangrenzend aan het sportcomplex. Toen ik omstreeks 16:30 uur de genoemde fiets wilde gebruiken, zag ik dat de fiets door onbekende(n) was weggenomen.
Aanvulling van gronden: de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
III.A. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie eenheid Noord-Holland, district Noord-Holland-Noord, basisteam Alkmaar, met proces-verbaalnummer PL1100-2016245994-14, d.d. 5 november 2016. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven –:
als de op 5 november 2016 tegenover de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] afgelegde verklaring van de verdachte (pag. 27-32, meer in het bijzonder pag. 30):
Opmerking: Ik (het hof begrijpt: verbalisant) laat een foto zien waar verdachte is afgebeeld op de gestolen fiets.
Verdachte: Dat ben ik.
III.B. Een geschrift, zijnde een foto met de tekst: ‘getoond in verhoor’ (pag. 56).

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een fietsdiefstal en een winkeldiefstal. Diefstallen zijn ergerlijke feiten, die ongemak en financiële schade opleveren voor de eigenaren. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 maart 2018 is hij eerder ter zake van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten, onherroepelijk veroordeeld.
Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal ziet het hof af van het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf, nu dat naar het oordeel van het hof, gelet op de huisvestingssituatie van de verdachte, geen passende strafrechtelijke reactie op zijn handelen vormt. Voor het opleggen van een geldboete of een taakstraf ziet het hof geen aanleiding, gelet op hetgeen bekend is geworden over zijn persoonlijke omstandigheden. Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. N.A. Schimmel en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 maart 2018.
[…]