ECLI:NL:GHAMS:2018:1073

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
200.228.620/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van VDL Huizen Holding B.V. en benoeming van een bestuurder met beslissende stem

In deze zaak heeft verzoekster [A] de Ondernemingskamer verzocht om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van VDL Huizen Holding B.V. over de periode vanaf 1 januari 2016. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid en gang van zaken binnen de vennootschap, waarbij [C] als bestuurder wordt beschuldigd van het onttrekken van gelden voor privédoeleinden, wat heeft geleid tot een zwakke vermogenspositie en betalingsachterstanden. De Ondernemingskamer heeft het verzoek behandeld tijdens een openbare zitting op 15 februari 2018, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er inderdaad gegronde redenen zijn voor twijfel aan het beleid van VDL Huizen Holding en heeft besloten een onderzoek te bevelen. Tevens is er een onmiddellijke voorziening getroffen door een derde als bestuurder te benoemen, die zelfstandig bevoegd is om VDL Huizen Holding te vertegenwoordigen en die de nodige maatregelen moet treffen met betrekking tot het salaris en de onttrekkingen. De Ondernemingskamer heeft de kosten van het onderzoek vastgesteld op maximaal € 25.000 en deze ten laste van VDL Huizen Holding gelegd. De beschikking is uitgesproken op 22 maart 2018 door de Ondernemingskamer, met de benoeming van mr. A.W.H. Vink als raadsheer-commissaris.

Uitspraak

beschikking
_____________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer : 200.228.620/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 22 maart 2018
inzake
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. J. Anema, kantoorhoudende te Amersfoort,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VDL HUIZEN HOLDING B.V.,
gevestigd te Almere,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
niet verschenen,
2.
[C],
wonende te [....] ,
advocaat:
mr. E.R. Jonker,kantoorhoudende te Amersfoort,
BELANGHEBBENDEN.
1.
Het verloop van het geding
1.1 Verzoekster, verweerster en belanghebbenden worden hierna respectievelijk aangeduid als [A] , VDL Huizen Holding, [B] en [C] .
1.2 [A] heeft bij op 4 december 2017 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van VDL Huizen Holding over de periode vanaf 1 januari 2016 en dat onderzoek tevens te laten uitstrekken over het door VDL Huizen Holding gevoerde beleid ten aanzien van haar dochtervennootschap [B] . Daarbij heeft zij tevens verzocht - zakelijk weergegeven - bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
[C] te schorsen als bestuurder van VDL Huizen Holding, althans te bepalen dat de stem van [A] doorslaggevend is in de besluitvorming van het bestuur;
te bepalen dat het door [A] genoten salaris wordt verdubbeld en het door [C] genoten salaris wordt gehalveerd;
althans zodanige onmiddellijke voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer juist acht;
alsmede om VDL Huizen Holding te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3 [C] heeft bij op 24 januari 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht [A] niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel het verzoek af te wijzen en [A] te veroordelen in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad.
1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 15 februari 2018. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde - aantekeningen en onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2 De feiten

De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1
VDL Huizen Holding is op 27 november 2001 opgericht. [C] en [A] houden elk 50% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van VDL Huizen Holding. Zij vormen samen het bestuur van VDL Huizen Holding en zijn als bestuurders ieder zelfstandig bevoegd VDL Huizen Holding te vertegenwoordigen.
2.2
VDL Huizen Holding is bestuurder en houdt alle aandelen in het geplaatste kapitaal van [B] . Daarnaast houdt VDL Huizen Holding 50% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van UES Glue Systems Netherlands B.V. (hierna: UES). VDL Huizen Holding en [B] vormen een fiscale eenheid. VDL Huizen Holding publiceert een geconsolideerde jaarrekening.
2.3
VDL Huizen Holding is een houdstermaatschappij. [B] drijft een onderneming die zich bezig houdt met het leveren van lijmtoepassingen en lijmmachines. Bij [B] zijn zeven werknemers werkzaam. In UES vinden niet of nauwelijks activiteiten plaats.
2.4
Ingevolge artikel 16 lid 4 van de statuten van VDL Huizen Holding worden het salaris en de arbeidsvoorwaarden voor iedere bestuurder afzonderlijk vastgesteld door de algemene vergadering van aandeelhouders. [C] en [A] hebben ieder een arbeidsovereenkomst met VDL Huizen Holding. Het salaris van [C] en [A] bedraagt in verband met de uiteenlopende omvang van hun werkzaamheden voor VDL Huizen Holding op dit moment respectievelijk € 12.300 en € 2.200 bruto per maand.
2.5
[C] en [A] zijn gehuwd. Sinds 15 september 2015 wonen zij feitelijk niet meer samen. [A] heeft op 3 januari 2017 bij de rechtbank een echtscheidingsverzoek ingediend. Dit verzoek heeft zij op 8 januari 2018 ingetrokken, waarna [C] heeft aangekondigd een echtscheidingsverzoek te zullen indienen.
2.6
VDL Huizen Holding en [B] hebben met ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN Amro) kredietovereenkomsten gesloten waarvoor [C] en [A] zich in privé borg hebben gesteld. VDL Huizen Holding en [B] hebben vanaf 2008 tot en met 2014 verliezen geleden. Het netto groepsresultaat over 2015 bedroeg € 26.642, over 2016 € 40.817 en, naar mededeling van [C] ter zitting, over 2017 € 80.000. In 2014 bedroeg de in rekening-courant geboekte privéschuld van [C] aan VDL Huizen Holding € 170.333 en van [A] € 840. In 2015 bedroegen deze schulden respectievelijk € 179.847 en € 4.426. In de jaarrekening 2016 staat een gezamenlijke schuld in rekening-courant vermeld van € 191.693. De gezamenlijke rekening-courantschuld bedraagt volgens de voorlopige cijfers per einde 2017 € 225.474.
2.7
Vanaf 24 februari 2016 heeft [A] in aan [C] gestuurde e-mails bezwaar gemaakt tegen door [C] bij VDL Huizen Holding en [B] in rekening gebrachte privékosten en andere onttrekkingen aan het vermogen van de vennootschappen, te weten:
  • het declareren van een deels voor privédoeleinden gemaakte reis naar Finland;
  • het declareren van een kilometervergoeding voor een door VDL Huizen Holding geleasete auto;
  • het gebruik van een door VDL Huizen Holding geleasete auto door de vriendin van [C] ;
  • het betalen van privéuitgaven van de bankrekening(en) van VDL Huizen Holding en [B] .
2.8
Bij brief van 5 juli 2016 met als onderwerp: “
Behandeling van uw krediet door de afdeling Bijzonder Beheer” heeft ABN Amro - voor zover van belang - het volgende geschreven aan VDL Huizen Holding c.s. (ter attentie van [C] ):
“ (…) Om de volgende redenen vindt de bank de situatie zorgelijk:

u heeft in 2013 en 2014 verlies gemaakt met een zwakke eigen vermogenspositie als gevolg;

u komt uw verplichtingen tot aflossing van het krediet niet na en hebt daarmee op dit moment een debetstand van EUR 436.938,42 (bij een toegestane limiet in de rekening-courant faciliteit van EUR 292.500);

de zekerheden die aan de bank zijn verstrekt, dekken uw schuld onvoldoende (…);

te hoge privé onttrekkingen in rekening courant directie en een te hoge management fee;

onduidelijkheid over het toekomstperspectief van uw onderneming.
(…)U hebt ons gevraagd:

de vervallen lening van EUR 168.000,- te herfinancieren

het rekening-courant krediet tijdelijk te verhogen.
(…)Wij zullen de limiet van het rekening courant krediet tijdelijk verhogen naar EUR 493.000,- tot 01-11-2016 om de vervallen lening van EUR 168.000,- op te vangen en om in een tijdelijke liquiditeitsbehoefte van EUR 32.500,- te voorzien. (…) Wij geven u hiermee de tijd om met een plan te komen ter aflossing van het krediet. Dit plan moet tenminste de volgende onderdelen bevatten:

(…);

structurele verlaging van de management fee (volgens u zal hiervoor het woonhuis te Laren verkocht moeten worden);

verlaging van de werkkapitaal financiering naar EUR 125.000,-;

verhoging van de omzet en het resultaat.
(…)De bank zal de rente nu nog niet verhogen. De bank kan op ieder moment besluiten dat toch te doen. (…)”
2.9
In een e-mail van 28 november 2016 heeft [A] aan [C] - voor zover van belang - het volgende geschreven:
“(…) Het dringt blijkbaar nog steeds niet tot je door dat we ons, zakelijk gezien, in een zeer penibele situatie bevinden, waar jij maar bitter weinig aan doet. (…) Mijn e-mails met vele vragen beantwoord je inhoudelijk niet. (…) Je weigert mij te informeren. Ik mag niet op de zaak komen. Mijn rol t.o.v. bewindvoering, 50% aandeelhouder kan ik totaal niet invullen door jouw eigenzinnige houding. (…) in mijn ogen pleeg je mismanagement en wanbeleid en zeg ik hierbij al mijn vertrouwen in je op. (…)”
2.1
In een e-mail van 9 juni 2017 heeft [A] aan ABN Amro - voor zover van belang - het volgende geschreven:
“(…) Zoals al eerder door mij vermeld (…) maak ik mij ernstig zorgen inzake de continuïteit van VDL [B] B.V. en VDL Huizen Holding B.V. (…)
-
in april en mei is de omzet 33% en 17% gedaald, maand op maand;
-
in beide maanden was het bedrijfsresultaat negatief (…)
-
het bedrijf gaat weer slechter en heeft een negatieve cashflow, de crediteuren worden betaald uit het innen van de debiteuren en uitstellen van betalingen. (…)
Tevens blijft het gegeven dat er maandelijks uitstel gevraagd moet worden voor de OB en LB. Inmiddels is dit dusdanig opgelopen dat momenteel maart 2017 voldaan dient te worden aan de Belastingdienst, maar daar is dus geen geld voor. Voor april 2017 is de uitstel ook aangevraagd.
(…) ik stel het zeer op prijs dat jullie d.m.v. de wijzigingsovereenkomst de huidige kredietovereenkomst willen verlengen (…). Ik kan helaas alleen deze overeenkomst ondertekenen indien er met onmiddellijke ingang een “twee handtekeningen systeem” wordt ingevoerd voor zowel opdrachten/verplichtingen aan derden, alsmede betalingen, ingevoerd bij de KvK en het betalingssysteem bij uw bank. (…)”
2.11
In een e-mail van 16 juni 2017 heeft [A] aan [C] - voor zover van belang - het volgende geschreven:
“(…) Dit 2 handtekeningen systeem is voor mij een voorwaarde die niet onderhandelbaar is!Jij hebt het hier zelf naar gemaakt. Je blijft privé maar geld uit de zaak trekken;
-
snoepreisjes naar Finland, Curaçao, München/Wenen
-
laptop voor je vriendin,
-
wekelijks 3x uit eten met je vriendin, bloemen, kado’s
-
privé leasebedrag Porsche € 403,-- p/mnd. Van de Holding afschrijven!
-
Km vergoeding van 0,60 cent etc. etc. terwijl jij bijna nooit klanten bezoekt zoals je zelf altijd rond vertelt. (…)
Zakelijke orders kunnen niet worden uitgeleverd omdat er geen geld is voor inkoop, personeel raakt overspannen, zijn elke maand bang dat ze hun salaris niet krijgen, belastingen worden te laat betaald met dikke boetes, en jij gaat maar door. (…)Jij weigert aandeelhoudersvergaderingen bijeen te roepen en mij wordt de toegang tot de zaak geweigerd. (…) Ik ben nog steeds bestuurder, verantwoordelijk en borggever. Jij hebt dingen met mij te overleggen. (…)”
2.12
Op 19 juni 2017 hebben [C] en [A] , in overleg met ABN Amro, een overeenkomst ondertekend waarbij is afgesproken dat met ingang van diezelfde dag “
geen enkele betaling meer (wordt) ingevoerd, aan de afdeling Bijzonder Beheer van ABNAmro zonder accoord bevinding, d.m.v. een handtekening van beide aandeelhouders (…)”.
2.13
Nadien is op 20 juni 2017 en 30 oktober 2017 tussen [C] en [A] opnieuw gecorrespondeerd over de hoogte van door [C] ingediende declaraties voor kilometervergoedingen alsmede bij VDL Huizen Holding en [B] in rekening gebracht privékosten voor schilderwerk aan de privéwoning, belastingaanslagen en advocaatkosten.
2.14
Op een historisch overzicht van crediteuren van [B] van 10 november 2017 staat dat [B] op 21 september 2017, 6 oktober 2017, 13 oktober 2017 en 8 november 2017 betalingen heeft verricht op facturen van de firma Kletti, waarbij respectievelijk drie keer € 2.000 en één keer € 900 méér is voldaan dan het op de desbetreffende factuur vermelde bedrag. Het verschil is door Kletti aan [C] in privé uitbetaald.
2.15
[C] heeft twee bonnen van restaurant d’Oude Tak bij VDL Huizen Holding of [B] gedeclareerd waarvan de restauranthouder in een verklaring van 20 november 2017 schrijft dat deze niet door hem zijn uitgeschreven en bovendien betrekking hebben op een door hem niet verhuurde zaal en een niet bestaand tafelnummer.
2.16
Op 18 december 2017 heeft [C] een betaalopdracht getekend voor een betaling aan Kletti van € 1.114 ter zake van een factuur voor een bedrag van € 411 en daarbij aan [A] geschreven:
“Svp ook Kletti betalen en niet zo moeilijk doen een x..”.
2.17
In een e-mail van 21 december 2017 heeft [D] van ABN Amro aan [C] en [A] - voor zover van belang - het volgende geschreven:
“(…) Ik heb het verzoek ingediend om nog éénmaal voor 3 maanden de Rekening-Courant faciliteit op het huidige niveau (EUR 433k) te continueren. Hierbij stellen wij wel een aantal voorwaarden:

De rekening-courant directie mag in 2018 niet verder oplopen;

U moet uw management-fee / salaris aanpassen aan de rentabiliteit van uw onderneming;

De bank zal de huidige rekening-courant faciliteit na 31 maart 2018 niet ongewijzigd voortzetten. Vanaf dat moment zult u een passende reductieregeling met ons overeen moeten komen.
Graag zien wij na 31-o3 een meer duurzame voortzetting en afbouw van de financiering. (…) Het lijkt ons raadzaam eind februari een afspraak te plannen. (…)”
2.18
In een e-mail van 10 januari 2018 heeft [A] aan [C] - voor zover van belang - het volgende geschreven:
“(…) 3041 km rij jij niet per maand dat weten we allemaal!!! Deze km. vergoedingen zijn gewoon een “verkapt” inkomen. (…) Ik kan en wil dit niet meer accorderen. (…)”

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van VDL Huizen Holding en dat gelet op de toestand van de vennootschap onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Ter toelichting heeft zij tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde feiten - kort samengevat - naar voren gebracht dat [C] de belangen van VDL Huizen Holding schaadt door stelselmatig geld aan VDL Huizen Holding en [B] te onttrekken voor privédoeleinden, waardoor er een zwakke vermogenspositie is ontstaan en er betalingsachterstanden zijn bij crediteuren en de bank. Er is een onaanvaardbare verstrengeling van belangen ten aanzien van [C] in privé en [C] als bestuurder van VDL Huizen Holding en als indirect bestuurder van [B] . Ondanks herhaalde verzoeken negeert [C] [A] als medebestuurster en 50% aandeelhoudster. Zo weigert [C] aandeelhoudersvergaderingen te houden en heeft hij [A] de toegang tot VDL Huizen Holding geweigerd. De ontstane impasse in de besluitvorming op alle niveaus binnen VDL Huizen Holding en het handelen van [C] vormen een reële bedreiging voor de continuïteit van de door VDL Huizen Holding en [B] gedreven onderneming. Aan de door de bank geëiste maatregelen, zoals het terugbrengen van het salaris en de rekening-courantschuld aan de vennootschap, wordt door [C] niet voldaan. Teneinde de impasse in de besluitvorming binnen VDL Huizen Holding te doorbreken en een einde te maken aan de onttrekkingen verzoekt [A] de verzochte voorlopige voorzieningen te treffen.
3.2
[C] heeft verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal waar nodig op dit verweer ingaan.
3.3
[C] heeft aangevoerd dat [A] niet-ontvankelijk is in haar verzoek omdat zij heeft nagelaten tijdig haar bezwaren vooraf schriftelijk aan het bestuur van VDL Huizen Holding kenbaar te maken. De Ondernemingskamer verwerpt dit verweer omdat het slechts door de verwerende vennootschap kan worden aangevoerd en VDL Huizen Holding niet in de procedure is verschenen. Ook overigens is er geen grond aangevoerd die tot niet-ontvankelijkheid moet leiden van [A] in haar verzoek.
3.4
De Ondernemingskamer overweegt dat uit de hiervoor onder 2. genoemde feiten blijkt dat [C] privéuitgaven door VDL Huizen Holding en [B] heeft laten betalen met als gevolg dat - zoals ook [C] onderkent - de rekening-courantschuld aan VDL Huizen Holding onaanvaardbaar hoog is opgelopen en betalingsachterstanden aan de bank en de belastingdienst zijn ontstaan. Aannemelijk is dat [C] ook na invoering van het tweehandtekeningen systeem en in weerwil van het bestaande liquiditeitstekort, geld aan VDL Huizen Holding en [B] is blijven onttrekken door hoge declaraties voor kilometervergoedingen en kennelijk valselijk opgemaakte restaurantbonnen in te dienen en door [B] ten onrechte aan Kletti betaalde factuurbedragen in privé aan zich te laten terugbetalen. [C] heeft een en ander inhoudelijk niet bestreden, maar met name aangevoerd dat de onttrekkingen voor privéuitgaven in feite een voortzetting zijn van een sinds jaar en dag bestaande praktijk, waartegen [A] vóór het ontstaan van de huwelijksproblemen nooit bezwaar heeft gemaakt. Dit kan niet slagen. [C] dient zich als bestuurder van VDL Huizen Holding te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. De onttrekkingen zijn in het licht van de zwakke vermogenspositie en het bestaande liquidtietstekort strijdig met het belang van VDL Huizen Holding en [B] , maar dienen slechts het privébelang van [C] dat in zoverre tegenstrijdig is aan het belang van VDL Huizen Holding en [B] .
3.5
Verder is van belang dat ABN Amro vanaf 2016 en laatstelijk nog in december 2017 als voorwaarde voor de voortzetting van de voor de onderneming noodzakelijke kredietfaciliteit heeft geëist dat er een einde zou komen aan de onttrekking van gelden voor privédoeleinden, dat de rekening-courantschuld van de bestuurders aan de vennootschappen zou worden teruggebracht en dat het salaris zou worden verlaagd. Desondanks blijkt dat [C] geen einde heeft gemaakt aan de privéonttrekkingen, waardoor de rekening-courantschuld verder is opgelopen terwijl het salaris van de bestuurder ook na de verkoop van de privéwoning (zie rov. 2.8) niet is bijgesteld.
3.6
Partijen onderkennen dat de verhouding(en) tussen hen tot een impasse in het bestuur en in de algemene vergadering van aandeelhouders van VDL Huizen Holding hebben geleid. Zinvol overleg over het te voeren beleid vindt niet meer plaats en [C] en [A] kunnen het niet eens worden over de te nemen noodzakelijke maatregelen. Als gevolg hiervan wordt onder meer de (mede in het kader van de aanstaande onderhandelingen met ABN Amro over de voortzetting van de kredietfaciliteit) benodigde besluitvorming over de aanpassing van het salaris, het stoppen van privéonttrekkingen en het terugdringen van de rekening-courantstand belet.
3.7
Naar het oordeel van de Ondernemingskamer levert het voorgaande gegronde redenen op om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van VDL Huizen Holding en de door haar gedreven onderneming. De Ondernemingskamer zal een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van VDL Huizen Holding bevelen over de periode vanaf 1 januari 2016 , dat zich met name richt op de onttrekkingen van gelden aan VDL Huizen Holding en [B] voor privédoeleinden en het ontstaan en de omvang van de rekening-courantschuld van de bestuurders.
3.8
De Ondernemingskamer acht het met het oog op de toestand van VDL Huizen Holding, ter doorbreking van de impasse in het bestuur en van VDL Huizen Holding, noodzakelijk om bij wijze van onmiddellijke voorziening een derde als bestuurder van VDL Huizen Holding te benoemen aan wie in het bestuur van VDL Huizen Holding - voor zover nodig in afwijking van de statuten - een beslissende stem toekomt en die zelfstandig bevoegd is VDL Huizen Holding te vertegenwoordigen. De bestuurder mag het onder andere tot zijn taak rekenen de nodige maatregelen te treffen ter zake van de aanpassing van het salaris, het stoppen van privéonttrekkingen en het terugdringen van de rekening-courantstand. De Ondernemingskamer ziet tevens aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening, in afwijking van artikel 16 lid 4 van de statuten van VDL Huizen Holding te bepalen dat het salaris en de arbeidsvoorwaarden van [C] en [A] afzonderlijk zullen worden vastgesteld door de te benoemen bestuurder.
3.9
De te benoemen bestuurder mag het bovendien tot zijn taak rekenen een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven.
3.1
De Ondernemingskamer zal de aanwijzing van een onderzoeker vooralsnog aanhouden opdat kan worden bezien of reeds door de te treffen onmiddellijke voorzieningen een oplossing van het geschil kan worden bereikt. Ieder der partijen of de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder kan op elk moment de Ondernemingskamer verzoeken de onderzoeker aan te wijzen.
3.11
Voor het treffen van andere onmiddellijke voorzieningen ziet de Ondernemingskamer vooralsnog geen aanleiding.
3.12
De Ondernemingskamer zal [C] als de in het ongelijk gesteld partij veroordelen in de kosten van het geding zoals hierna te vermelden.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van VDL Huizen Holding B.V. over de periode vanaf 1 januari 2016 zoals omschreven in rechtsoverweging 3.7 van deze beschikking;
houdt de beslissing omtrent de aanwijzing van de onderzoeker vooralsnog aan;
stelt het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 25.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van VDL Huizen Holding B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
benoemt mr. A.W.H. Vink tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van het geding - voor zover nodig in afwijking van de statuten - een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van VDL Huizen Holding B.V. met beslissende stem en bepaalt dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is VDL Huizen Holding B.V. te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder VDL Huizen Holding B.V. niet vertegenwoordigd kan worden en dat het salaris en de arbeidsvoorwaarden van de beide andere bestuurders van VDL Huizen Holding afzonderlijk door deze bestuurder zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat het salaris en de kosten van de bestuurder ten laste komen van VDL Huizen Holding B.V. en bepaalt dat VDL Huizen Holding B.V. voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden;
veroordeelt [C] in de kosten van het geding, aan de zijde van [A] tot heden begroot op € 3.398;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, en mr. A.W.H. Vink, raadsheren, prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA, W. Wind, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Govers en M.G. van de Bunt, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 22 maart 2018.