ECLI:NL:GHAMS:2018:1065

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2018
Publicatiedatum
30 maart 2018
Zaaknummer
23-002801-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam inzake diefstal met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 juli 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman. De tenlastelegging omvatte twee diefstallen die op 11 mei 2016 in Amsterdam plaatsvonden, waarbij de verdachte diverse kledingstukken en accessoires heeft weggenomen uit winkels, met gebruikmaking van braak en valse sleutels. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is eerder veroordeeld voor diefstal, wat in haar nadeel weegt. Het hof heeft echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande moeder en de steun van haar vader. Gelet op de ernst van de feiten en de recidive, heeft het hof een taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren opgelegd, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002801-16
datum uitspraak: 30 maart 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-098859-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 maart 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1:zij op of omstreeks 11 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse truien en/of shirts en/of broeken en/of blouses en/of jurken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die/dat weg te nemen truien en/of shirts en/of broeken en/of blouses en/of jurken onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking van de alarmlabels van voornoemde goederen en/of door middel van een valse sleutel, te weten het gebruik van een apparaat om de alarmlabels van voornoemde goederen te verwijderen, tot welk gebruik zij, verdachte, niet was gerechtigd;
2:zij op of omstreeks 11 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse schoenen en/of handtasjes en/of jurkjes en/of broeken en/of een handtas en/of een trolly en/of portemonnees en/of tops, in elk geval een of meer kledingstukken en/of een of meer accessoires, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen schoenen en/of handtasjes en/of jurkjes en/of broeken en/of handtas en/of trolly en/of portemonnees en/of tops, in elk geval kledingstukken en/of accessoires, onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking van de alarmlabels van voornoemde goederen en/of door middel van een valse sleutel, te weten het gebruik van een apparaat om de alarmlabels van voornoemde goederen te verwijderen, tot welk gebruik zij, verdachte, niet was gerechtigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:zij op 11 mei 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen truien en broeken, toebehorende aan [bedrijf 1];
2:zij op 11 mei 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen schoenen, jurkjes, een broek, een tas, een trolley, portemonnees en tops, toebehorende aan [bedrijf 2].
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert telkens op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot 6 weken gevangenisstraf.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot 40 uren taakstraf, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft bij twee winkels een aanzienlijke hoeveelheid goederen weggenomen. Zij heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van de desbetreffende winkelbedrijven en bovendien heeft zij winkelpersoneel overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 maart 2018 is zij eerder voor diefstal onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in haar nadeel weegt.
Het hof is van oordeel dat de door de politierechter opgelegde straf, hoewel in beginsel gerechtvaardigd vanwege de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, op dit moment niet passend is, waarbij mede is gelet op een rapport van Reclassering Nederland van 28 augustus 2017 dat over de verdachte is opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat de verdachte een alleenstaande moeder is en dat zij destijds onder druk stond van zogenaamde ‘loan sharks’. Voorts houdt het rapport in dat, ondanks de nog altijd bestaande financiële problemen, de situatie van de verdachte er thans beter uit ziet nu haar vader haar financieel steunt, zij tijdelijk bij haar ouders kan wonen en de verdachte kan en wil werken.
Tevens weegt het hof mee dat de diefstallen waarvoor de verdachte eerder is veroordeeld, dateren van tamelijk lange tijd geleden en dat het hof, anders dan de politierechter, de onderhavige diefstallen niet in gekwalificeerde vorm bewezen verklaart, zodat het een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen dan door de advocaat-generaal gevorderd. Het hof zal, om te bevorderen dat de verdachte beter in staat raakt haar leven vorm te geven zonder het plegen van strafbare feiten, de door de reclassering geadviseerde meldplicht opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd meldt bij Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba zo lang en zo frequent en de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering en Jeugdbescherming Aruba tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 maart 2018.