ECLI:NL:GHAMS:2018:1058
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens te late indiening en betekening van vordering TUL
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was op 10 juli 2017 bij verstek veroordeeld, maar heeft pas op 18 augustus 2017 hoger beroep ingesteld, wat buiten de wettelijk voorgeschreven termijn viel. De raadsman voerde aan dat de vordering TUL niet in persoon was betekend, en dat de verdachte daarom ontvankelijk zou moeten zijn in het hoger beroep. Het hof oordeelde echter dat de dagvaarding in de hoofdzaak wel in persoon was betekend, en dat de verdachte had moeten weten dat hij tijdig hoger beroep moest instellen. De beslissing op de vordering TUL maakte deel uit van het vonnis in de hoofdzaak, en er was geen mogelijkheid voor een afzonderlijk hoger beroep. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een verontschuldigbare overschrijding van de beroepstermijn, en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.