ECLI:NL:GHAMS:2018:1058

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
30 maart 2018
Zaaknummer
23-003003-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens te late indiening en betekening van vordering TUL

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was op 10 juli 2017 bij verstek veroordeeld, maar heeft pas op 18 augustus 2017 hoger beroep ingesteld, wat buiten de wettelijk voorgeschreven termijn viel. De raadsman voerde aan dat de vordering TUL niet in persoon was betekend, en dat de verdachte daarom ontvankelijk zou moeten zijn in het hoger beroep. Het hof oordeelde echter dat de dagvaarding in de hoofdzaak wel in persoon was betekend, en dat de verdachte had moeten weten dat hij tijdig hoger beroep moest instellen. De beslissing op de vordering TUL maakte deel uit van het vonnis in de hoofdzaak, en er was geen mogelijkheid voor een afzonderlijk hoger beroep. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een verontschuldigbare overschrijding van de beroepstermijn, en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003003-17
datum uitspraak: 27 maart 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 juli 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 96-071279-17 en 22-003800-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 maart 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op 10 juli 2017 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De dagvaarding is de verdachte op 16 april 2017 in persoon betekend.
De verdachte is op 10 juli 2017 bij verstek veroordeeld.
Tegen dit vonnis heeft de verdachte niet binnen veertien dagen nadien hoger beroep ingesteld, maar eerst op 18 augustus 2017.
Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld zal de verdachte daarin niet ontvankelijk worden verklaard.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering TUL niet in persoon is betekend en de verdachte ontvankelijk is in het hoger beroep tegen het vonnis, zij het uitsluitend wat betreft de daarin genomen beslissing op de vordering TUL, omdat de verdachte erop vertrouwde dat alleen de hoofdzaak zou worden behandeld. Op grond van dit vertrouwen heeft de verdachte de beroepstermijn laten verstrijken en heeft hij verontschuldigbaar buiten de wettelijke termijn hoger beroep ingesteld.
De beslissing ten aanzien van de vordering TUL maakt deel uit van het vonnis in de hoofdzaak. Nu de dagvaarding in de hoofdzaak in persoon is betekend, maakt die omstandigheid dat binnen 14 dagen na het vonnis hoger beroep behoort te worden ingesteld. Tegen de beslissing op de vordering TUL is geen afzonderlijk hoger beroep mogelijk. Van een verontschuldigbare overschrijding van de beroepstermijn is in het licht van voormelde betekening in persoon van de dagvaarding in de hoofdzaak geen sprake, nu het op de weg van de verdachte lag zich (minstgenomen) tijdig te informeren over uitkomst van de zaak waarvan de behandeldatum hem bekend was. Nu de verdachte voorts moet hebben geweten dat hij in een proeftijd liep, heeft hij er in redelijkheid niet op kunnen vertrouwen dat alleen de hoofdzaak zou worden behandeld en dat het nieuwe strafbare feit waarop deze hoofdzaak zag voor de officier van justitie geen aanleiding zou vormen de tenuitvoerlegging te vorderen van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. V. Mul en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van O. Stojakovic, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 maart 2018.
[...]