ECLI:NL:GHAMS:2018:105

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
23-002194-17.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens winkeldiefstal met recidive binnen vijf jaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf. De tenlastelegging betrof winkeldiefstal van twee broeken van winkelbedrijf [bedrijf 1] op 2 juni 2017. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de broeken met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een eerdere veroordeling. De verdachte heeft ter zitting vrijspraak bepleit, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De opgelegde straf is een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij de tang verbeurd is verklaard en de twee broeken aan de verdachte zijn teruggegeven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002194-17
datum uitspraak: 17 januari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 juni 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701914-17 en 13-037131-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
ter terechtzitting opgegeven verblijfadres in Nederland: [adres 1] ,
ter terechtzitting opgegeven verblijfadres in Letland: [adres 2] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, Huis van Bewaring te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 juni 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee broeken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere kwalificatie van het bewezen verklaarde komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 juni 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee broeken, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 1], zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat door geen van de beveiligers een wegnemingshandeling is waargenomen en dat camerabeelden dan wel stills van de diefstal in het dossier ontbreken. Volgens de raadsvrouw is daarnaast sprake van een onsamenhangend relaas van de beveiliger en de winkelmedewerker, waarbij onduidelijk is gebleven hoeveel broeken in de tas van de verdachte waren aangetroffen. Daarnaast is onduidelijk gebleven om hoeveel broeken van [bedrijf 1] het gaat en bestaat de kans dat de broeken niet door de verdachte zijn weggenomen, maar in de winkel door de medewerkers zijn aangetroffen en per abuis bij de twee broeken van [bedrijf 2] uit de tas van de verdachte zijn gelegd. Bij deze stand van zaken is er teveel ruimte voor twijfel en behoort de verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt dit verweer en stelt op basis van de processtukken en het onderzoek ter zitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Blijkens het aangifteformulier winkeldiefstal van de onderneming [bedrijf 1] van 2 juni 2017 (pag. 3-6) heeft de beveiliger [naam ] op het aangifteformulier (voor zover van belang) het volgende aangekruist: “hij zag dat deze persoon zonder het goed, respectievelijk de goederen te hebben betaald en zonder deze ter betaling te hebben aangeboden, de zaak verliet.” Uit de bij dit aangifteformulier behorende “bijlage aangifteformulier winkeldiefstal”, dat is opgemaakt door [naam2] , blijkt dat de verdachte met broeken in zijn handen een paskamer inliep. [naam2] zag even later dat de verdachte een broek binnenstebuiten had gedraaid en dat hij één broek terug bracht naar de plek waar de broek hoort. Bij controle van deze broek constateerde [naam2] dat er meerdere prijskaartjes in de zak van deze broek zaten. Nadat de verdachte langs de toegangspoortjes liep, werd hij aangehouden door de beveiliging. In de tas van de verdachte werden twee broeken van de [bedrijf 1] aangetroffen.
Tegenover de ter plaatse aangekomen verbalisanten verklaarde de beveiliger [naam ] (blijkens het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017115673-5, pag. 8) dat de verdachte twee andere broeken bij zich had, die vermoedelijk van winkelbedrijf [bedrijf 2] afkomstig waren en waaraan te zien was dat er twee gaten in de stof zaten waar de elektronische beveiligingsmiddelen gewoonlijk worden geplaatst. Diezelfde gaten zaten in de broeken die de verdachte bij de [bedrijf 1] had getracht te stelen. [naam ] verklaarde voorts nog tegenover de verbalisanten dat er een tang bij de verdachte was aangetroffen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het verleden een tang gebruikte om te stelen en dat het mogelijk is dat hij ook op 2 juni 2017 een tang bij zich had.
Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de verklaringen van de beveiliger [naam ] en van [naam2] en concludeert uit deze bewijsmiddelen dat in totaal vier broeken bij de verdachte zijn aangetroffen met gaten op de plaatsen waar de beveiligingslabels zouden zijn geplaatst, waarvan twee broeken van [bedrijf 1], en dat de verdachte het pand wilde verlaten zonder de broeken van [bedrijf 1] aldaar ter betaling aan te bieden. Met deze vaststelling is de grondslag van het bewijsverweer van de raadsvrouw, in al zijn onderdelen, komen te ontvallen zodat dit geen verdere bespreking behoeft.
Op grond van het feit dat:
  • de alarmlabels van de bij de verdachte aangetroffen broeken op een niet reguliere wijze zijn verwijderd -winkelbedrijven plegen immers na betaling alarmlabels van kleding te verwijderen, waarbij er geen gaten in de kleding achterblijven-;
  • de verdachte een tang bij zich had;
  • waargenomen is dat de verdachte met meer broeken de paskamer inging dan uitkwam;
  • de verdachte in de winkel een broek binnenstebuiten had gekeerd, hetgeen naar algemene ervaringsregels pleegt te worden gedaan bij winkeldiefstallen teneinde een alarmlabel te kunnen verwijderen en
  • in een door de verdachte teruggelegde broek meerdere prijskaartjes zijn aangetroffen,
acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal van twee broeken toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 1] zoals ten laste gelegd.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van twee broeken van winkelbedrijf [bedrijf 1]. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstallen verstoren de bedrijfsvoering en brengen schade teweeg.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 december 2017 is hij meermalen onherroepelijk veroordeeld ter zake van (winkel)diefstal. Daarnaast zijn nog geen vijf jaren verlopen sinds de verdachte een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.
Het hof is van oordeel dat gelet op de veelvuldige speciale recidive van de verdachte niet met een andere straf dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan en het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter zitting in hoger beroep de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk
opgelegde gevangenisstraf gevorderd.
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering af te wijzen, wegens de verzochte vrijspraak.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de proeftijd nog niet was verstreken. Daarom zal het hof de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelasten.

In beslag genomen voorwerpen

De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht de in beslag genomen voorwerpen, zijnde een tang en twee broeken van winkelbedrijf [bedrijf 2], ten aanzien waarvan nog geen beslagbeslissing is genomen, aan de verdachte terug te geven.
De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen beslissing behoeft te worden genomen nu het beslag reeds afgehandeld is. Subsidiair vordert de advocaat-generaal de verbeurdverklaring van de tang en de teruggave aan de rechthebbende van de twee broeken.
Het hof overweegt dat volgens het bewijs van ontvangst ingevolge art. 94 van het Wetboek van Strafvordering (pag. 24) uit handen van de verdachte op 2 juni 2017 de volgende goederen in beslag zijn genomen: een prijstang (goednummer PL1300-2017115673-5396762) en twee broeken (goednummer PL1300-2017115673-5396763). Op deze in beslag genomen voorwerpen is blijkens het procesdossier en het vonnis geen beslissing genomen, zodat het hof hierop zal beslissen.
Het hof zal de in beslag genomen tang verbeurd verklaren, nu het voorwerp aan de verdachte toebehoort en tot het begaan van het misdrijf is bestemd.
Met betrekking tot de twee in beslag genomen broeken gelast het hof de teruggave aan de verdachte, aangezien het strafvorderlijk belang zich daartegen niet verzet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 43a, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een tang (goednummer PL1300-2017115673-5396762).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: twee broeken van winkelbedrijf [bedrijf 2] (goednummer PL1300-2017115673-5396763: 1 x zwart, slim fit, maat 33 en 1 x grijs, skinny low waist, maat 33/32).
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2017, parketnummer 13-037131-17, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. G. Oldekamp en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van
mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 januari 2018.
Mr. M. Lolkema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]