ECLI:NL:GHAMS:2018:1045
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Uithuisplaatsing van minderjarigen bij de vader na verlenging van de ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen [kind a] en [kind b] bij hun vader. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de kinderrechter van 14 september 2017 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader waren verlengd. De moeder stelde dat zij in staat was om de zorg voor haar kinderen weer op zich te nemen, maar het hof oordeelde dat de gronden voor de uithuisplaatsing bij de vader nog steeds aanwezig waren.
De procedure begon met de intrekking van het beroep van de moeder tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De GI (gecertificeerde instelling) had verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader te verlengen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder de afgelopen jaren hard heeft gewerkt aan haar situatie, maar dat zij nog steeds niet in staat is om de kinderen de stabiliteit en zorg te bieden die zij nodig hebben. De vader daarentegen biedt de kinderen structuur en stabiliteit, wat essentieel is gezien hun belaste verleden.
Het hof heeft geconcludeerd dat de moeder onvoldoende zelfredzaam is en niet in staat is om aan de behoeften van de kinderen te voldoen. De beslissing van het hof was om de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor de duur van een jaar werd verlengd. De moeder's verzoek om de beschikking te vernietigen werd afgewezen.