ECLI:NL:GHAMS:2017:960

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
24 maart 2017
Zaaknummer
200.189.691/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin een voorlopige omgangsregeling is vastgesteld. De man en de vrouw, die in een langdurige echtscheidingsstrijd verwikkeld zijn, hebben samen twee kinderen. De man is in hoger beroep gekomen van eerdere beschikkingen van de rechtbank, waarin de omgang met de kinderen via Skype was geregeld. De man verzoekt om een uitbreiding van de omgangsregeling, inclusief begeleide en onbegeleide omgang. De vrouw verzet zich hiertegen en stelt dat er eerst gewerkt moet worden aan de communicatie tussen de ouders voordat er fysieke omgang kan plaatsvinden. De Raad voor de Kinderbescherming en de gezinsmanager hebben ook geadviseerd om de omgang zorgvuldig op te bouwen, gezien de spanningen tussen de ouders en de impact op de kinderen. Het hof oordeelt dat de huidige Skype-contacten moeten blijven bestaan totdat er een verbetering in de communicatie tussen de ouders is bereikt en dat deelname aan het programma 'Kinderen uit de Knel' noodzakelijk is voor een veilige omgang. De man wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de eerdere beschikking van de rechtbank en de bestreden beschikking wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 21 maart 2017
Zaaknummer: 200.189.691/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/13/461151 / FA RK 10-4668
in de zaak in hoger beroep van:
[de man] ,
wonend te [woonplaats a] ,
appellant,
advocaat: mr. G.B. van de Bunt te Den Haag,
tegen
[de vrouw] ,
wonend te [woonplaats b] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.A. Korver te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
De man is op 19 april 2016 in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van 11 februari 2015 en van 27 januari 2016 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), met kenmerk C/13/461151 / FA RK 10-4668 (HHO/SM).
1.3.
De vrouw heeft op 18 juli 2016 een verweerschrift ingediend.
1.4.
Van de zijde van de man zijn op 7 juni 2016 de stukken uit de eerste aanleg ingediend.
1.5.
De zaak is op 31 oktober 2016 ter terechtzitting behandeld.
1.6.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw D.M. van Dijk, vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam, locatie Amsterdam (hierna: de Raad);
- de gezinsmanager, namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (verder: JBRA).

2.Feiten

2.1.
De man en de vrouw hebben een relatie gehad tot juni 2009. Uit hun relatie zijn geboren [A] (hierna: [kind a] ) [in] 2006 en [B] (hierna: [kind b] ) geboren [in] 2009 (hierna tezamen ook: de kinderen). Na de geboorte van [kind a] is de man mede met het gezag over hem belast, waarna bij beschikking van 7 mei 2013 de moeder alleen met het gezag over hem is belast. De vrouw heeft vanaf de geboorte van [kind b] het gezag over [kind b] . Na het uiteengaan van partijen zijn de kinderen bij de vrouw blijven wonen.
2.2.
JBRA heeft de Raad in mei 2010 verzocht om onderzoek te doen naar de opvoedingssituatie van [kind a] en [kind b] in verband met de voortdurende strijd tussen de ouders.
2.3.
De kinderen zijn bij beschikking van 19 juli 2010 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld. Deze maatregel is nadien verlengd en in juli 2012 geëindigd.
Bij beschikking van 18 augustus 2010 van de rechtbank is een voorlopige zorgregeling vastgesteld. De Opvoedpoli is ingeschakeld voor hulpverlening aan de ouders.
2.4.
De school van [kind a] heeft in het voorjaar van 2011 bij de politie aangifte tegen de man gedaan wegens seksueel misbruik van [kind b] . Tegen de man is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Op verzoek van JBRA heeft de rechtbank de voorlopige omgangsregeling opgeschort. In juni 2012 is de strafzaak geseponeerd.
2.5.
Bij voormelde beschikking van 7 mei 2013 heeft de rechtbank tevens bepaald dat de omgang tussen de man en de kinderen zal verlopen volgens de aanwijzingen van het Omgangshuis Noord-Holland en de beslissing over de omgang verder aangehouden in afwachting van de berichten van partijen over het verloop van de begeleide omgang via het Omgangshuis.
2.6.
Bij beschikking van 5 september 2014 heeft de rechtbank de Raad verzocht onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor omgang tussen de man en de kinderen. De Raad heeft op 19 december 2014 rapport opgemaakt en advies uitgebracht.
2.7.
Bij beschikking van 11 februari 2015 heeft de rechtbank als voorlopige omgangsregeling bepaald dat de man wekelijks op donderdag van 19.00 tot 19.15 uur via Skype contact met de kinderen heeft en heeft de beslissing over de omgang verder aangehouden in afwachting van de aanmelding van partijen voor het programma Kinderen uit de Knel, het doorlopen daarvan, en de voortgang van de omgang.
2.8.
Bij separate beschikking van 11 februari 2015 zijn de kinderen opnieuw onder toezicht gesteld. In december 2015 is de ondertoezichtstelling beëindigd.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking van 27 januari 2016 is bij wijze van definitieve omgangsregeling vastgesteld dat de man wekelijks op donderdag van 19.00 tot 19.15 uur contact met de kinderen heeft via Skype.
3.2.
De man verzoekt, met vernietiging van - zo begrijpt het hof - de bestreden beschikking, van 27 januari 2017, dat het hof de volgende omgangsregeling zal vaststellen:
- allereerst begeleide omgang gedurende maximaal één maand, bestaande uit drie omgangsmomenten, onder begeleiding van een bekende van de man of de vrouw;
- na één maand onbegeleide omgang, waarbij de man de kinderen één dag per twee weken in het weekend ziet, beurtelings in [woonplaats b] (woonplaats van de vrouw) en in zijn woonplaats (thans [eiland] );
- na drie maanden een regeling waarbij de man de kinderen éénmaal per veertien dagen in het weekend in zijn woonplaats ziet, van zaterdag eind van de ochtend tot zondag eind van de middag.
De man verzoekt voorts een dwangsom te bepalen van € 100,- voor iedere keer dat de vrouw de omgangsregeling niet nakomt, alsmede om de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Geen grief is gericht tegen de beschikking van 11 februari 2015, zodat de man niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het door hem daartegen ingestelde hoger beroep.
4.2.
Nu niet (langer) sprake is van gezamenlijk gezag van partijen, is de bepaling van artikel 1:377a BW van toepassing. Op grond van het derde lid van dat artikel wordt omgang slechts afgewezen indien één van de ontzeggingsgronden van die bepaling zich voordoet.
4.3.
De man stelt dat de rechtbank ten onrechte het opgelegde Skypecontact als definitieve contactregeling heeft vastgelegd en daartoe ten onrechte heeft overwogen dat er geen regulier fysiek contact tussen de man en de kinderen kan zijn zolang er niet wordt gewerkt aan een verbetering van de communicatie tussen partijen.
De man voert daartoe onder meer het volgende aan.
Het is inherent aan een echtscheiding dat partijen over en weer moeite hebben om met elkaar te communiceren. Deze communicatieproblemen hoeven niet in de weg te staan aan het opstarten van de omgang. De rechtbank gaat er aan voorbij dat de vrouw degene is die het verleden niet laat rusten en geen vertrouwen heeft in de man. De vrouw blijft het vermeende seksueel misbruik naar voren halen en wil niet dat er fysiek contact is tussen de man en de kinderen. Als het over andere dingen gaat dan zijn er weinig communicatieproblemen tussen partijen. Het Omgangshuis heeft onbegeleide omgang geadviseerd, maar de vrouw wilde daaraan niet meewerken. De man heeft zich vervolgens bereid verklaard om de omgang door een professional te laten begeleiden, maar de vrouw wilde de kosten daarvan delen terwijl de man daarvoor geen financiële middelen had. De Raad heeft eveneens onbegeleide omgang geadviseerd, na een korte periode van begeleide omgang. De rechtbank heeft vervolgens niettemin de omgang beperkt tot Skype-contacten, met verwijzing van partijen naar Kinderen uit de Knel. Daarvoor had de man geen financiële middelen. Voorts kwamen partijen ook niet in aanmerking voor Kinderen uit de Knel omdat er een procedure tussen hen liep.
Door alleen Skype-contacten toe te staan kan de man nauwelijks een band met de kinderen opbouwen. Het is in feite een ontzegging van de omgang. Er is geen enkele indicatie dat de man geen (on)begeleide omgang met de kinderen zou mogen hebben. De eventuele onrust bij de kinderen wordt veroorzaakt door spanningen bij de vrouw als de kinderen contact hebben met de man.
De man staat welwillend tegenover een in eerste instantie begeleide omgangsregeling. De eis van de vrouw om dit alleen met hulp van een professional te doen is ongefundeerd. Er zou ook een gezamenlijke bekende van partijen bij de omgang aanwezig kunnen zijn, hetgeen geen extra kosten met zich brengt.
De man heeft tot slot nog aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte [kind a] heeft gehoord op de leeftijd van 9 jaar, omdat dit te belastend is en een kind van die leeftijd nog niet in staat geacht kan worden tot een redelijke waardering van zijn belangen te komen. Een kind van 9 is nog zeer beïnvloedbaar, temeer aangezien partijen al zo’n lange strijd voeren over de omgang en [kind a] zijn vader al heel lang niet heeft gezien, aldus de man.
4.4.
De vrouw heeft de stellingen van de man gemotiveerd betwist. Volgens de vrouw hebben partijen hulp nodig om hun verstandhouding te verbeteren, omdat sprake is van een ernstige verstoring van de communicatie die al vele jaren duurt. De man staat echter niet open voor hulpverlening, hij stelt zijn eigen belangen voorop. Het enige doel van de man is de omgang met de kinderen, terwijl daarvoor allereerst van belang is dat wordt voorkomen dat de kinderen in een loyaliteitscrisis raken.
De Raad heeft geadviseerd een professionele organisatie in te schakelen om de omgang te laten begeleiden. De man stelde echter dat hij niet in staat is daaraan een financiële bijdrage te leveren, terwijl de vrouw geen middelen had (en heeft) om de kosten van begeleide omgang geheel te voldoen, onder andere omdat zij de volledige kosten van de kinderen draagt. Ook stonden er nog nota’s van de man bij het Omgangshuis uit 2014 open en wenste het Omgangshuis een voorschot te ontvangen alvorens zij de omgang weer zouden gaan begeleiden. Daarom heeft de rechtbank verwezen naar het programma Kinderen uit de Knel. Dat programma is niet gevolgd, ondanks de geste van de vrouw om een bijdrage in de reiskosten van de man te leveren.
De vrouw is bereid mee te werken aan uitbreiding van de omgang in het belang van de kinderen, maar zij wil dat dit zorgvuldig wordt opgebouwd, in het tempo van de kinderen. De kinderen hebben de man in mei 2016 een aantal maal onverwacht ontmoet op [eiland] , en daardoor waren zij van slag. Voor de kinderen is duidelijkheid over de contacten met hun vader heel belangrijk, dat geeft hen rust. Na de beschikking van de rechtbank is die duidelijkheid ontstaan. Voor de kinderen is het onbegrijpelijk als opeens wordt gezegd dat het anders zal gaan. Met name [kind a] begrijpt dat niet omdat hij door de rechtbank is gehoord en er vervolgens afspraken over de contacten zijn gemaakt. De vrouw hecht zeer aan hulpverlening via Kinderen uit de Knel omdat daarbij het gezin als geheel centraal staat. Het werkt volgens haar niet als partijen weer met zijn tweeën het gesprek zouden moeten aangaan.
De vrouw betwist dat de rechtbank [kind a] ten onrechte heeft gehoord. Volgens de vrouw is het niet in het belang van [kind a] als de omgangsregeling wordt gewijzigd zonder dat hij is gehoord, daarom wenst zij dat het hof [kind a] ook hoort.
Tot slot verzoekt de vrouw het hof om de gevraagde dwangsom af te wijzen (dan wel deze substantieel te matigen en te maximeren) en om niet af te wijken van het uitgangspunt dat in familiezaken iedere partij de eigen kosten draagt. De man motiveert deze verzoeken ook niet, aldus de vrouw.
4.5.
Ter zitting heeft de gezinsmanager verklaard dat de GI bij haar conclusie blijft dat partijen moeten gaan werken aan verbetering van de communicatie. De GI heeft geprobeerd dat te bereiken door partijen aan te melden voor Kinderen uit de Knel, zonder succes. De GI is van mening dat de kinderen een groot risico lopen op een loyaliteitsconflict en ontwikkelingsproblemen als de verstandhouding tussen partijen niet verbetert. Op dit moment heeft de GI voor het overige geen grote zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De GI maakt zich er wel zorgen over dat de man zal gaan proberen bij de kinderen te achterhalen wat zij zich nog kunnen herinneren van gebeurtenissen in het verleden. De GI heeft niet uitgezocht hoe de kinderen tegenover uitbreiding van de omgang staan omdat er al veel onderzoek is gedaan en niet te verwachten viel dat de GI meer informatie zou krijgen dan er al bekend is. Daarbij speelt ook een rol dat de kinderen bij één ouder wonen en dat kinderen dan meestal de mening van die ouder overnemen. De GI denkt dat het volgen van het programma Kinderen uit de Knel op dit moment onvoldoende is, er moet nu iets meer gebeuren om de communicatie tussen partijen te verbeteren.
4.6.
De raad heeft ter zitting verklaard dat er op zich geen redenen zijn die zich tegen uitbreiding van het contact verzetten, maar dat er wel belemmeringen zijn. De omgangsregeling kan niet plaatsvinden als die belemmeringen niet worden weggenomen. De omgang moet zorgvuldig voorbereid worden door de ouders en de hulpverlening. Daarom moet er een voortraject komen, waarbij ouders met elkaar in gesprek gaan. De contacten tussen de man en de kinderen zullen langzaam opgebouwd moeten worden en in het eerste instantie zal de omgang moeten worden begeleid. De raad adviseert dat partijen via Altra deelnemen aan het programma Ouderschap Blijft.
4.7.
Gelet op de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting overweegt het hof als volgt.
Partijen zijn verwikkeld (geweest) in een langdurige echtscheidingsstrijd over de financiën en over de kinderen, waarbij vanwege de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen een ondertoezichtstelling is uitgesproken. De rechtbank heeft partijen verwezen naar de Opvoedpoli en vervolgens naar het Omgangshuis voor begeleiding van partijen bij de totstandkoming van omgang tussen de man en de kinderen. Dit heeft niet het beoogde resultaat gehad. Vervolgens heeft de rechtbank partijen verwezen naar Kinderen uit de Knel. Partijen hebben dit programma om verschillende redenen niet doorlopen. De verstandhouding tussen partijen is nog steeds niet goed.
Uit de stukken blijkt genoegzaam dat met name de man zich terughoudend heeft opgesteld ten aanzien van de aangeboden hulpverlening. De man lijkt met het verstrijken van de tijd steeds minder gemotiveerd om hulp te aanvaarden, omdat hij ervan uitgaat dat de vrouw uit een gebrek aan vertrouwen in de man niet daadwerkelijk van plan is om mee te werken aan uitbreiding van de contacten tussen de man en de kinderen. Ter zitting van het hof is gebleken dat de man het verbeteren van de communicatie tussen partijen door het volgen van Kinderen uit de Knel onder de gegeven omstandigheden niet zinvol vindt en dat hij daarom weinig genegen is om daar nog tijd en geld in te investeren. Ter zitting is voorts gebleken dat de gemeente tegemoet komt in de kosten van Kinderen uit de Knel, maar dat heeft de man niet van gedachten doen veranderen.
De vrouw heeft herhaaldelijk medegedeeld dat zij wel achter deze vorm van hulpverlening staat omdat zowel partijen als de kinderen aan dit programma zullen deelnemen en de kans van slagen daarom groter is.
Het hof heeft begrip voor het standpunt van de man dat de contacten tussen hem en de kinderen genormaliseerd moeten worden en dat de persoonlijke bezwaren van de vrouw daaraan niet in de weg mogen staan. Echter, de man gaat eraan voorbij dat gedurende de afgelopen jaren zowel de Raad als de GI hebben aangegeven dat zij het in het belang van de kinderen achten dat allereerst de verstandhouding tussen partijen wordt verbeterd en dat de eerste fysieke contacten tussen de man en de kinderen zorgvuldig worden voorbereid en begeleid. De verwijzing van de rechtbank naar Kinderen uit de Knel was hier ook op gericht. Het hof onderschrijft de noodzaak van het volgen van dit traject. Daarmee kan worden bewerkstelligd dat de kinderen zich voldoende gesteund en veilig gaan voelen in het contact met de man. Dit kan mede door begeleiding van proefcontacten gedurende dit programma. Het hof is van oordeel dat het van wezenlijk belang is dat partijen alsnog aan Kinderen uit de Knel gaan deelnemen. Anders dan de man meent kan de huidige situatie niet doorbroken worden door eenvoudigweg te starten met een paar uur omgang in aanwezigheid van de vrouw, of een familielid of vriendin van de vrouw.
Nu duidelijk is dat de kinderen zonder een voortraject niet kunnen toekomen aan het aangaan van fysiek contact met de man, en de man ook thans nog onvoldoende bereid is gebleken om te werken aan verbetering van de communicatie tussen partijen op de daarvoor geëigende wijze, dienen de contacten tussen de kinderen en de man beperkt te blijven tot de huidige contacten via Skype, welke contacten overigens volgens partijen goed verlopen.
De vrouw heeft ter zitting de bereidheid getoond om ook zonder verwijzing van de rechter te gaan deelnemen aan Kinderen uit de Knel. Het hof gaat ervan uit dat zij die toezegging zal nakomen. Indien partijen daartoe in onderling overleg alsnog besluiten, kunnen zij gedurende dit traject zelf afspraken maken over een opbouwende reguliere (fysieke) contactregeling.
4.8.
De slotsom is dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. Bij deze uitkomst van de procedure is er geen aanleiding om [kind a] in hoger beroep nogmaals uit te nodigen voor een kindgesprek, zodat het verzoek van de vrouw daartoe zal worden afgewezen. Het hof ziet geen aanleiding om in deze zaak af te wijken van het uitgangspunt dat in een zaak tussen voormalige affectieve partners de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.9.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank van 11 februari 2015;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep van 27 januari 2016;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. A.N. van de Beek en mr. E. Akkermans in tegenwoordigheid van N. Bakker als griffier, en het openbaar uitgesproken op 21 maart 2017.