Die overeenkomst behelst een partneralimentatie voor de vrouw van € 1.000,- netto per maand gedurende twaalf jaar. Ten tijde van het sluiten van het convenant was de man, 63 jaar oud, directeur en enig aandeelhouder van [de onderneming]
Het hof is allereerst van oordeel dat de man – ook in hoger beroep – niet inzichtelijk heeft gemaakt wat de omvang was van de inkomsten, die hij ten tijde van het ondertekenen van het convenant uit zijn onderneming behaalde. Reeds om die reden kan thans niet, althans niet met zekerheid, worden geconcludeerd dat ten opzichte van zijn huidige inkomen sprake is van de in artikel 1:159 lid 3 BW bedoelde ingrijpende wijziging van omstandigheden, zodat de beschikking van de rechtbank reeds om die reden niet in stand kan blijven.
Daarbij komt echter nog het volgende. Ter zitting in hoger beroep heeft de man desgevraagd verklaard dat hij werkzaam was als projectontwikkelaar in onroerende zaken en dat (ook) hij was getroffen door de financiële crisis in 2007. Voorts heeft hij bevestigd dat hij in de aanloop naar ondertekening van het convenant per e-mail aan de vrouw heeft laten weten dat er geen geld was. Ter zitting heeft hij desgevraagd toegelicht dat destijds al het contante geld in onroerende zaken was geïnvesteerd, dat hij dus een risico nam door het convenant te tekenen, maar dat hij ten tijde van het tekenen daarvan in 2010 rekende op een (snel) herstel.
Op 25 februari 2014, dus ruim drie jaar later, is de onderneming van de man failliet gegaan. De man leeft sindsdien van een AOW-pensioen en een ouderdomspensioen van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankenindustrie van € 49,- bruto per maand.
In het licht van voormelde door de man ter zitting in hoger beroep gegeven toelichting op de financiële situatie van zijn onderneming ten tijde van het sluiten van het convenant en het door hem kennelijk onder ogen geziene risico vanwege de crisis is het hof van oordeel dat het faillissement van de onderneming van de man niet als een zodanig onvoorziene toekomstige gebeurtenis kan worden aangemerkt, dat het in hoge mate onbillijk zou zijn als de gevolgen daarvan voor zijn rekening zouden komen. Gelet op het hiervoor overwogene is het faillissement een omstandigheid die in de risicosfeer van de man lag. Onder die omstandigheden kan de man zich naar het oordeel van het hof niet met succes beroepen op doorbreking van het tussen partijen overeengekomen niet-wijzigingsbeding. Nu de gewijzigde omstandigheid in de risicosfeer van de man ligt doet verder niet ter zake of de man onroerende zaken in Spanje heeft die hij al dan niet te gelde kan maken en evenmin of de man inkomsten ontleent dan wel kan ontlenen aan het bedrijf van zijn huidige echtgenote, [het bedrijf] . Het hof passeert dan ook de desbetreffende stellingen van de man.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het zelfstandig verzoek van de man tot nihilstelling van de tussen partijen overeengekomen partneralimentatie alsnog afwijzen.