ECLI:NL:GHAMS:2017:956
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Wijziging van kinderalimentatie en draagkracht in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de wijziging van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, en de man, verweerder in het principaal hoger beroep, zijn ouders van een minderjarige. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Holland te vernietigen, terwijl de man verzoekt om bekrachtiging van de beschikking. De rechtbank had eerder de kinderalimentatie voor de minderjarige vastgesteld op € 174,- per maand, met ingang van 1 januari 2015. De vrouw betwist dat er overeenstemming is bereikt over deze verlaging en stelt dat zij onder bewind staat, waardoor zij niet bevoegd is om een lagere alimentatie overeen te komen. Het hof oordeelt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verlaging van de kinderalimentatie. Het hof stelt vast dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, aangezien de man ook onderhoudsplichtig is voor een kind uit een andere relatie. Het hof komt tot de conclusie dat de man met ingang van 7 oktober 2015 € 202,- per maand en met ingang van 1 april 2016 € 219,12 per maand aan de vrouw moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de nieuwe alimentatiebedragen worden vastgesteld. De vrouw heeft geen belang bij het verzoek om een achterstand in de alimentatie te bespreken, omdat zij geen verzoek heeft gedaan tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst.