ECLI:NL:GHAMS:2017:947

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
23-003024-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak bij diefstal, veroordeling voor opzetheling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en komt tot een andere bewezenverklaring. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal, omdat het hof van oordeel is dat de tenlastelegging onvoldoende steun vindt in het dossier. Echter, de verdachte is wel veroordeeld voor opzetheling van een Audi personenauto, die hij op 23 februari 2016 voorhanden had, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich onttrok aan de politie en dat er aanwijzingen waren dat de auto recentelijk was gestolen. De verdachte heeft geen verifieerbare verklaring gegeven over de herkomst van de auto. Gezien de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, heeft het hof een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-003024-16
datum uitspraak: 22 maart 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 augustus 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-083003-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank te Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen feit 2.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging - en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 17 tot en met 18 februari 2016 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een op/aan [adres 2] geparkeerd staande (Audi) personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
1 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 17 februari 2016 tot en met 23 februari 2016 in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, een goed, te weten een (Audi) personenauto heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat de tenlastegelegde diefstal onvoldoende steun vindt in het dossier. Het hof acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 subsidiair

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd – kort gezegd – dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde opzet- dan wel schuldheling nu niet bewezen kan worden dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto door misdrijf was verkregen. De verdachte heeft, zo betoogt de raadsman, de auto slechts opgehaald voor een vriend, die gedronken had en zelf niet meer kon rijden. Voorts is er, aldus de raadsman, geen braakschade aan of in de auto geconstateerd en kon de auto worden gestart met de originele sleutel.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In de periode van 17 februari 2016 tot en met 18 februari 2016 is uit de woning aan [adres 3] te [gemeente] een autosleutel en bij diezelfde woning een Audi A4 met kenteken [kenteken 1] weggenomen. Op 23 februari 2016, omstreeks 01.45 uur, is deze Audi rijdend aangetroffen op de [adres 4]. Achter de Audi reed een BMW. Nadat uit controle bleek dat de Audi als gestolen gesignaleerd stond, wilden de verbalisanten de bestuurder van de Audi, zijnde de verdachte in deze strafzaak, staande houden. De verdachte voldeed aan het hem gegeven stopteken, maar onttrok zich vervolgens aan staande houding nadat de verbalisanten uit de surveillanceauto waren gestapt.
De politie zette hierop een achtervolging op de verdachte in, waarbij gebruik werd gemaakt van optische en akoestische signalen. Eerst nadat de verdachte de macht over het stuur verloor en de door hem bestuurde Audi uitbrak en in de berm belandde, kon de politie de verdachte aanhouden.
Op de achterbank van de Audi bevond zich een kentekenplaat voorzien van het kentekenen [kenteken 2]. Dit kenteken was afgegeven aan een soortgelijke Audi als die waarin de verdachte is aangetroffen. Deze kentekenplaat bleek tussen 22 februari 2016 te 22.00 uur en 23 februari 2016 te 03.30 uur gestolen te zijn in [gemeente]. Tevens lag er een jerrycan op de achterbank van de Audi. De verbalisanten namen aan de jerrycan een brandstofgeur waar.
Uit de verklaringen van de verdachte en de bestuurster van de BMW, [naam], blijkt dat [naam] de verdachte met de BMW heeft weggebracht naar Heerhugowaard, dat de verdachte daar is uitgestapt en korte tijd later aan kwam rijden in de Audi A4. In de middenconsole van voornoemde BMW is een briefje aangetroffen met daarop de tekst: “Audi zwart [gemeente] Aquariusplein + jerrycan 10 liter diesel”.
Naar het oordeel van het hof schreeuwen voornoemde feiten en omstandigheden, en met name de omstandigheden dat de verdachte is aangetroffen in een (recent) daarvoor gestolen auto van aanzienlijke waarde, hij zich na ontdekking daarvan onttrekt aan aanhouding en er in de auto een kort voor zijn aanhouding gestolen kentekenplaat ligt van een soortgelijke auto, om een verklaring op welke wijze de verdachte aan deze auto is gekomen. De verdachte heeft daartoe, ook na daar ter terechtzitting van het hof meerdere keren naar gevraagd te zijn, geen enkel concreet en verifieerbaar antwoord op gegeven. Zo zegt hij de naam niet te weten van de vriend voor wie hij de auto zou moeten ophalen, heeft hij geen contactgegevens en weet hij slechts een woonplaats (Amsterdam), maar geen adres.
Het hof is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, het niet anders kan zijn dan dat verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de auto wist dat de Audi van misdrijf afkomstig was en als bestuurder van deze auto heeft de verdachte de Audi ook voorhanden gehad op 23 februari 2016.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
hij op 23 februari 2016 in de gemeente Heerhugowaard een (Audi) personenauto voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een auto. Dergelijke vermogensdelicten zijn bijzonder ergerlijk en hinderlijk voor de direct betrokkenen en roepen daarnaast gevoelens van onrust op in de gemeenschap.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 februari 2017 is de verdachte eerder en veelvuldig onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten. Gelet op de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte acht het hof een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats. Het hof ziet geen termen voor het opleggen van een taakstraf zoals door de raadsman voorgesteld. Gelet op het justitieel verleden van de verdachte is oplegging van een taakstraf naar het oordeel van het hof een gepasseerd station. Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen feit 2.
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. A.M. van Amsterdam en mr. M.C. Oostendorp, in tegenwoordigheid van S.E.F. Rahimbaks, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 maart 2017.
Mr. M.C. Oostendorp is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.