ECLI:NL:GHAMS:2017:937

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
23-000602-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland inzake winkeldiefstal door twee personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Roemenië, was beschuldigd van winkeldiefstal, gepleegd op 27 november 2014 in de gemeente Schagen. De tenlastelegging betrof het gezamenlijk wegnemen van flessen parfum met een totale waarde van ongeveer 324,92 euro, toebehorende aan Etos. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal, waarbij het hof de bewezenverklaring heeft gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De verdachte werd eerder veroordeeld tot een geldboete van € 750, maar het hof oordeelde dat, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken meer op zijn plaats was. Het hof nam daarbij in overweging dat de diefstal op een geraffineerde wijze was uitgevoerd en dat de verdachte in vereniging met een ander had gehandeld. De verdachte heeft geen respect betoond voor het eigendomsrecht van het winkelbedrijf, wat heeft geleid tot schade en overlast voor het bedrijf. Het hof concludeerde dat de verdachte strafbaar was en legde de gevangenisstraf op, waarbij de tijd in voorarrest in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000602-15
Datum uitspraak: 22 maart 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 februari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-267168-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1985,
adres: [adres] (Roemenië).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 27 november 2014 in de gemeente Schagen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer fles(sen) met parfum (van onder andere het merk Versace en/of Burberry en/of Dolce & Gabbana en/of Calvin Klein en/of Acqua di Gio) (met een totale waarde van ongeveer 324,92,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Etos (vestiging [vestiging] Centrum), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 27 november 2014 in de gemeente Schagen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen flessen met parfum (van het merk Versace en Burberry en Dolce & Gabbana en Calvin Klein en Acqua di Gio) met een totale waarde van 324,92 euro, toebehorende aan Etos (vestiging [vestiging] Centrum).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, waarbij de verdachte en haar mededader flessen parfum met een aanzienlijke waarde hebben weggenomen. Daarmee heeft zij geen respect betoond voor het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf en dit bedrijf schade en overlast bezorgd. De verdachten hebben het feit klaarblijkelijk niet in een impuls, maar op tamelijk geraffineerde wijze gepleegd, waarbij de medeverdachte de parfums uit een schap pakte en deze aan de verdachte gaf die de flessen in een zogenaamde geprepareerde tas deed.
Deze wijze waarop de diefstal is uitgevoerd, de omstandigheid dat de verdachte in vereniging met een ander heeft geopereerd en de relatief hoge waarde van de buitgemaakte goederen brengen het hof tot het oordeel dat alleen kan worden volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij neemt het hof ook in aanmerking dat het er de schijn van heeft – bij gebreke van enig serieus aanknopingspunt dat een positiever licht op verdachtes aanwezigheid in Nederland zou kunnen werpen – dat het plegen van diefstallen een belangrijke reden voor het verblijf van de verdachte in Nederland is.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van twee weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 maart 2017.