In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1995, was beschuldigd van winkeldiefstal, gepleegd op 7 juli 2016 te Schiphol, waar hij een flesje drinken (Aloë Vera) en deodorant (merk Axe) had weggenomen, toebehorende aan Albert Heijn. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 februari 2017 heeft de verdachte blijk gegeven van inzicht in de kwalijke aard van zijn handelen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, en het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 200,00, die voorwaardelijk is opgelegd. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en het feit dat de verdachte zijn leven op orde lijkt te hebben. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de geldboete niet ten uitvoer gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.