ECLI:NL:GHAMS:2017:923

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
20 maart 2017
Zaaknummer
23-003515-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vernieling met beroep op ontoerekenbaarheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van de rechter buitenspiegel van een bestelauto, toebehorende aan een ander. De feiten vonden plaats op 3 juli 2016 te Amsterdam. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling, maar zijn verdediging beriep zich op ontoerekenbaarheid vanwege psychiatrische problematiek. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de vernieling verward en onder invloed van een geestelijke stoornis verkeerde. Ondanks deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een geheel voorwaardelijke geldboete van € 225,00 opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die momenteel in een psychiatrisch ziekenhuis wordt behandeld.

Uitspraak

parketnummer: 23-003515-16
datum uitspraak: 14 maart 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-137260-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 februari 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk de (rechter) (buiten)spiegel van een bestelauto (merk Mercedes, Type Vito, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 juli 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk de rechter buitenspiegel van een bestelauto, merk Mercedes, Type Vito, kenteken [kenteken] , toebehorende aan [slachtoffer] , heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Door de raadsvrouw is gesteld dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de vernieling hem niet kan worden toegerekend. Bij de verdachte is immers sprake van psychiatrische problematiek. Hij maakte ten tijde van het plegen van het strafbare feit en vlak daarna bovendien een erg verwarde indruk, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
De bewezen geachte vernieling is op 3 juli 2016 even na 19.45 uur door de verdachte begaan. Even na 20.00 uur was de politie ter plaatse en is gezien dat de verdachte op het dak van een flatgebouw stond. Weer even later spraken de betrokken politieambtenaren met de verdachte die daarbij erg onsamen-hangend en verward overkwam. Omstreeks 21.00 uur is de verdachte aangehouden.
Door de raadsvrouw is een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2017 overgelegd. Bij die beschikking is een voorlopige machtiging verleend tot opneming en het doen verblijven van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis. In de beschikking staat vermeld dat de verdachte ‘in de zomer van 2016’ door zijn huisarts naar de psychiatrie is verwezen en dat de verdachte ‘bekend is’ met een psychose NAO [het hof begrijpt hier en verder: niet anders omschreven], een angststoornis NAO en een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank is blijkens de beschikking tot het oordeel gekomen dat de verdachte door een stoornis van de geestvermogens, te weten een psychose NAO, gevaar veroorzaakte voor (onder meer) de algemene veiligheid van personen of goederen.
Naar het oordeel van het hof kunnen in bovenstaande feiten en omstandigheden de nodige aanwijzingen worden gevonden dat de verdachte ten tijde van de bewezen geachte vernieling kampte met een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Niet onaannemelijk is ook dat de geestestoestand en de persoonlijkheid van de verdachte op enigerlei wijze van invloed zijn geweest op de totstandkoming van diens gewraakte handelingen. Op basis van de beschikbare informatie is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat het bewezen verklaarde de verdachte
in het geheel nietkan worden toegerekend. Daarbij is (overigens niet op doorslaggevende wijze) in aanmerking genomen dat uit het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte dat op 4 juli 2016 om 10.00 uur heeft plaatsgevonden, niet naar voren komt dat de geestestoestand van de verdachte hem op enigerlei wijze heeft gehinderd in de beantwoording van de hem gestelde vragen.
Er is (ook overigens) geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 225,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 225,00 met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een buitenspiegel van een bestelauto. Door zijn handelen heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendom van een ander. Dergelijke vernielingen hebben voor de gedupeerde eigenaren niet alleen financiële gevolgen, maar bezorgen hen ook veel ergernis.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 februari 2017 is hij eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld. Dit wordt in het nadeel van de verdachte gewogen.
In strafmatigende zin houdt het hof er rekening mee dat, zoals al bleek, niet onaannemelijk is dat het bewezen verklaarde in enigerlei mate is beïnvloed door de geestestoestand en de persoonlijkheid van de verdachte. Ook is duidelijk geworden dat de verdachte thans klinisch is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis en daar wordt behandeld voor zijn stoornis. In die omstandigheden ziet het hof aanleiding om een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen en daaraan een relatief korte proeftijd te verbinden.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. C.N. Dalebout en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 maart 2017.
[........]
.