Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het op de weg van de man ligt om aan de hand van de nodige bewijsstukken inzicht te verschaffen in zijn financiële situatie, waaronder begrepen de fiscale aspecten daarvan, en aldus de rechter in staat te stellen zijn draagkracht te beoordelen. Als verzoekende partij is hij gehouden de gronden voor de door hem beoogde nihilstelling van de partneralimentatie met relevante bewijsstukken te onderbouwen.
Zowel in eerste aanleg als thans in hoger beroep heeft de man evenwel nagelaten een duidelijk beeld te verschaffen van zijn inkomsten en – met name – het Noorse fiscale regime dat daarop van toepassing is. Dat de man dit ook in hoger beroep heeft nagelaten klemt temeer, nu de rechtbank in de bestreden beschikking van 18 februari 2015 heeft overwogen dat hij de rechtbank onvoldoende had voorgelicht over de Noorse fiscale wet- en regelgeving. In eerste aanleg heeft de man in zijn productie 27 verklaard dat naar Noors fiscaal recht bij betaling van partneralimentatie een vooraftrek plaatsvindt op zijn bruto-inkomen. In zijn beroepschrift stelt de man dat hij dit ontvangt in de vorm van een “forskuddstrekk”. Hij verwijst naar door hem in eerste aanleg overgelegde loonstroken (producties 11 en 26). Het hof stelt vast dat op die loonstroken (over maart tot en met mei 2014 en september tot en met november 2014 deze term niet voorkomt. Wel staat daarop “forskudd”, maar het daarbij vermelde bedrag staat enkel in de kolom met jaarcumulatieven en bedraagt steeds NOK 19.031,00. Desgevraagd heeft de man ter zitting hierover geen duidelijkheid kunnen verschaffen. Daardoor is onduidelijk gebleven of en in hoeverre hij daadwerkelijk een voorlopige teruggaaf van betaalde partneralimentatie heeft ontvangen.
De man heeft in hoger beroep een uitdraai van de Tax return 2014 overgelegd, alsmede “informatie over de belastingkaart 2015”. Ook deze stukken geven onvoldoende inzicht in het Noorse fiscale regime ter zake van betaalde partneralimentatie. Belastingaangiftes over 2014 en 2015 en een Tax return over 2015 ontbreken. Ook een door hem overgelegde uitdraai van de Noorse ‘Verordening inzake de kosten van levensonderhoud bij loonbeslag en schuldregelingen’ en een uitdraai van het Belastingverdrag tussen Nederland en Noorwegen geven geen inzicht in de fiscale aspecten van betaling van partneralimentatie. Genoemde verordening is op ’s mans situatie niet van toepassing, nu deze kennelijk ziet op vrijgestelde bedragen bij beslag en verhaal van geldschulden, in verband met noodzakelijk kosten van levensonderhoud van de schuldenaar en degenen aan wie deze levensonderhoud moet verschaffen. Artikel 18 lid 5 van genoemd verdrag waarop de man zich beroept, ziet op de belastbaarheid van ontvangen partneralimentatie, niet op de (eventuele) aftrekbaarheid van betaalde alimentatie.
Aan de man kan worden toegegeven dat de omstandigheid dat op hem een buitenlands fiscaal regime van toepassing is, kan meebrengen dat zijn draagkracht ten behoeve van partneralimentatie wordt berekend aan de hand van zijn netto inkomen. Voor een juiste bepaling van dat netto inkomen is in het onderhavige geval evenwel inzicht nodig in het fiscale regime dat op de man van toepassing is, nu de man zelf verklaart dat hij in Noorwegen een fiscale aftrek geniet in verband met het betalen van partneralimentatie aan de vrouw. Dat inzicht heeft de man – zoals hierboven is overwogen – onvoldoende verschaft. Daarbij is van belang dat de man niet alleen ter zake van de ‘forskudd’ geen inzicht heeft kunnen geven, doch dat hij evenmin ter zake van andere posten op de door hem overgelegde loonstroken, die zijn besproken ter zitting in hoger beroep, in staat is gebleken duidelijkheid te verschaffen voor wat betreft het bruto-netto traject.
Ook wat betreft de lasten van zijn beide minderjarige kinderen heeft de man onvoldoende inzicht verschaft. De gestelde kosten van € 1.600,- per kind per maand zijn door de man niet onderbouwd. Daarboven heeft de man nog kinderopvangkosten van € 350,- per kind per maand opgevoerd. Desgevraagd heeft hij ter zitting verklaard dat de Noorse overheid voor kosten van kinderen tegemoetkomingen verstrekt, maar hij heeft nagelaten inzicht te geven in de hoogte van deze tegemoetkomingen. Het hof is dan ook niet in staat vast te stellen welke netto-lasten van de kinderen voor zijn rekening komen.