Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
heeft in dit verband in het verzoekschrift juist gesteld dat de winkels in Alkmaar en later in Hoorn en Heerhugowaard in gewijzigde vorm open blijven, dat de werkzaamheden nagenoeg hetzelfde blijven en dat niet duidelijk is waarom zij daar niet had kunnen blijven werken.” Hiermee heeft [appellante] zich, naar het hof begrijpt, ook willen verweren tegen de conclusie van de kantonrechter dat met de werkzaamheden ook haar arbeidsplaats vervallen is, zijnde de primaire grond voor de door [geïntimeerde] aan UWV gevraagde toestemming. Immers als de werkzaamheden ‘nagenoeg hetzelfde blijven en niet duidelijk is waarom zij daar niet had kunnen blijven werken’ wordt het vervallen van de functie ook in hoger beroep door [appellante] betwist.
“Per 31-12-2015 zal de winkel, vestiging Alkmaar van [X B.V.] gesloten worden. Deze afhaallocatie is de eerste in rij die dicht gaat. De leerlingen bestellen tegenwoordig via de website en laten hun bestellingen gratis thuis bezorgen. De winkel/vestiging zoals deze nu is, is niet meer van deze tijd. Het komende jaar zullen ook de vestigingen in Heerhugowaard en Hoorn gaan sluiten. (…) Met deze cijfers en de verandering in koopgedrag is het duidelijk dat wij het niet gaan redden. Dit is dan ook een van de redenen dat wij deze vestiging sluiten. Dit beteken[t] dat er voor deze medewerker [appellante] geen uren/taken meer beschikbaar zijn. [appellante] is de enige werknemer die werkt in deze vestiging in Alkmaar van [X B.V.] . Wij hebben gekeken binnen ons concern bij andere BV.’s naar de openstaande vacatures, maar de competenties voor betreffende jobs komen niet overeen met die van [appellante] .”Op basis van hetgeen door partijen is gesteld en desgevraagd ter zitting is gebleken, is genoegzaam komen vast te staan dat het concept van de bedrijfsvestiging te Alkmaar weliswaar ingrijpend is gewijzigd, maar dat zowel de verkoopfunctie als de afhaallocatie, anders dan door [geïntimeerde] in de aanvraag bij UWV expliciet is gesteld, wordt voortgezet. [geïntimeerde] voerde deze activiteiten uit als uitvloeisel van door haar zustermaatschappij [Z B.V.] , hierna ‘ [Z B.V.] ’, jegens het Horizon College aangegane verplichtingen. Deze verplichtingen jegens het Horizon College blijken desgevraagd nog steeds te bestaan en worden naar het hof begrijpt nog steeds uitgevoerd, maar niet langer door [appellante] (namens [geïntimeerde] ), maar door de contractspartij van [Z B.V.] door [geïntimeerde] aangeduid als Cormet. Door [appellante] is aanvullend gesteld – en door [geïntimeerde] is erkend – dat de vestigingen van [geïntimeerde] in Hoorn en Heerhugowaard, anders dan door [geïntimeerde] aan UWV medegedeeld, nog steeds open zijn. Er zijn in Heerhugowaard zelfs uren bijgekomen, die [geïntimeerde] aan een medewerkster met een 0-urencontract heeft opgedragen. Bij deze feitelijke stand van zaken is hetgeen [geïntimeerde] aan haar aanvraag bij UWV ten grondslag heeft gelegd onjuist gebleken: de afhaallocatie Alkmaar is niet gesloten (maar wordt in gewijzigde vorm door een ander voortgezet, als uitvloeisel van de doorlopende overeenkomst tussen [Z B.V.] en Horizon) en dat geldt evenmin voor de vestigingen in Heerhugowaard en Hoorn.