In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen Woonstichting Lieven de Key en een huurder, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak is ontstaan na een vonnis van de kantonrechter van 1 maart 2016, waarin de vordering van Lieven de Key tot ontbinding van de huurovereenkomst werd afgewezen. Lieven de Key is in hoger beroep gegaan, omdat de huurder zich schuldig had gemaakt aan het bedrijfsmatig verhandelen van drugs vanuit de gehuurde woning, wat volgens de verhuurder een ernstige tekortkoming oplevert.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de huurder, [geïntimeerde], huurde sinds 12 mei 2009 een woning van Lieven de Key. In de huurovereenkomst waren bepalingen opgenomen die de huurder verplichtten om het gehuurde als woonruimte te gebruiken en zich te onthouden van gedragingen die overlast of gevaar voor omwonenden zouden veroorzaken. Op 10 maart 2015 ontving Lieven de Key een proces-verbaal van de politie, waarin werd vermeld dat er bij de huurder een grote hoeveelheid cocaïne was aangetroffen, samen met attributen die bij de handel in verdovende middelen horen.
Lieven de Key heeft de huurder meerdere keren gesommeerd om de huurovereenkomst op te zeggen en de woning te ontruimen, maar de huurder heeft hieraan geen gehoor gegeven. De rechtbank Amsterdam heeft de huurder in een strafzaak veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, wegens het dealen van cocaïne. Het hof oordeelde dat de huurder door het verhandelen van drugs in strijd heeft gehandeld met de huurovereenkomst, met name artikel 4.16, dat een zero-tolerancebeleid ten aanzien van drugs hanteert.
Het hof concludeerde dat de tekortkoming van de huurder zo ernstig was dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De belangen van de verhuurder, die verantwoordelijk is voor het woongenot van andere huurders, wogen zwaarder dan het belang van de huurder bij behoud van zijn woning. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en ontbond de huurovereenkomst, waarbij de huurder werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen vier weken na betekening van het arrest, en werd veroordeeld in de proceskosten.