In deze zaak gaat het om een incidentele vordering van WE Real Estate Management B.V. (WE) tot het alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren van een beschikking van de kantonrechter. De kantonrechter had op 9 juni 2016 een beslissing genomen in een geschil tussen WE en de Stichting tot Behoud van Monumenten van Laurentius en Petronella (de Stichting) over de herziening van de huurprijs van een winkelruimte. De Stichting had verzocht om de goedkeuring van bepaalde bepalingen in de huurovereenkomst, maar dit verzoek was door de kantonrechter afgewezen. WE had in hoger beroep beroep ingesteld tegen deze beschikking en de Stichting had een incidenteel verzoek ingediend om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het hof heeft het verzoek van de Stichting afgewezen, omdat de goedkeuring aan de bepalingen in de huurovereenkomst een declaratoire uitspraak inhoudt die niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. Het hof oordeelde dat er onvoldoende feiten en omstandigheden waren die een uitvoerbaar bij voorraad verklaring rechtvaardigen. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot de eindbeschikking in de hoofdzaak. De behandeling van de hoofdzaak is gepland op 16 maart 2017.