ECLI:NL:GHAMS:2017:748
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incident tot onbevoegdverklaring in procedure tot vernietiging arbitraal vonnis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in een incident tot onbevoegdverklaring in een procedure tot vernietiging van een arbitraal vonnis. De Staat der Nederlanden, eiser in de hoofdzaak, had [X] Kust- en Oeverwerken B.V. gedagvaard om het hof te verzoeken het arbitraal vonnis van de Raad van Arbitrage voor de Bouw van 8 maart 2016 te vernietigen. [X] heeft in het incident een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen, stellende dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, en niet het hof. De Staat heeft hiertegen verweer gevoerd, stellende dat het hof wel bevoegd is op basis van de nieuwe wetgeving die op 1 januari 2015 in werking is getreden.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de procedure in eerste aanleg, die vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet is gestart, onder het oude recht valt. Dit betekent dat de rechtbank Amsterdam exclusief bevoegd is om kennis te nemen van de vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis. Het hof verklaart zich daarom onbevoegd en verwijst de zaak naar de rechtbank Amsterdam voor verdere afdoening. Tevens wordt de Staat in de proceskosten van het incident veroordeeld, die zijn begroot op een totaal van € 4.273,=.
Deze uitspraak is van belang voor de toepassing van overgangsrecht in arbitragezaken en verduidelijkt de bevoegdheid van de rechter in gevallen waar de procedure in eerste aanleg onder het oude recht valt, maar het hoger beroep na de inwerkingtreding van de nieuwe wet is ingesteld.