2.7.Het hof stelt voorop dat de staat van de woning op 24 september 2009 althans in september 2009, gezien de als productie E17r overgelegde foto’s, dusdanig was dat op zich al erg voor de hand ligt dat er werkzaamheden moesten worden verricht om de woning weer verhuurbaar te maken, alsmede, dat de woning pas per 1 november 2009 weer zou kunnen worden verhuurd. Bovendien heeft Bamtro als productie E17g een factuur van [D schoonmaakbedrijf] (verder: [D schoonmaakbedrijf] ) van 4 november 2009 overgelegd, met als omschrijving “Rekening over de door ons verrichtte werkzaamheden in de maand Oktober 2009. Betreft [adres] [de woning; hof]”. [D] heeft als getuige (in eerste aanleg) verklaard dat dit zijn factuur is en dat deze kosten noodzakelijk waren om de woning weer bewoonbaar te maken. Hierin ligt besloten dat hij tevens heeft verklaard deze werkzaamheden daadwerkelijk te hebben uitgevoerd. Het hof ziet geen aanleiding aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Omdat uit de omschrijving in de factuur blijkt dat de werkzaamheden in oktober 2009 hebben plaatsgevonden, acht het hof – bij gebreke van andersluidende getuigenverklaringen op dit punt en gezien de eerste volzin van deze overweging – genoegzaam bewezen dat Bamtro de woning pas per 1 november 2009, na uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden, weer in de verhuur heeft kunnen doen.
2.8.1.De
grieven VII en VIIIhebben betrekking op een aantal door de kantonrechter bij het bestreden eindvonnis toegewezen schadeposten, alle deel uitmakend van de post mutatieschade ter grootte van (na verrekening van de waarborgsom) € 7.499,71. Het hof zal in het navolgende de formuleringen hanteren, zoals vermeld op het door Bamtro als productie E17 overgelegde kostenoverzicht van Renthouse. Tussen haakjes wordt daarbij dan, waar nodig, telkens vermeld het door Bamtro ter adstructie van die post overgelegde stuk, met het productienummer.
2.8.2.[appellant] betwist allereerst de post van € 509,99, “Claim Strukton vele malen niet houden aan afspraak” (factuur van Strukton Worksphere van 8 april 2009, E17b). [appellant] stelt onder verwijzing naar zijn als productie N overgelegde brief van 4 mei 2009 aan Renthouse, dat deze factuur niet te zijnen laste mag komen, te minder, omdat zij hem pas na de opzegging van de huur in rekening is gebracht. Het hof zal deze post alsnog afwijzen. Bamtro heeft immers niet toegelicht (ook niet in appel) hoe deze post, gelet op het feit dat de bewuste factuur al van 8 april 2009 dateert, verband kan houden met het feit dat [appellant] de woning niet behoorlijk heeft opgeleverd, zulks terwijl dat, zoals blijkt uit hetgeen Bamtro onder het kopje “mutatieschade” bij conclusie van eis in reconventie (pagina 6 onderaan e.v.) en bij memorie van antwoord (sub 32) heeft aangevoerd, de grondslag van (ook) dit deel van de vordering is.
2.8.3.Om dezelfde reden zal het hof ook de door [appellant] betwiste post “Claim Schutte niet aanwezig bij afspraak” (factuur van Service Techniek Schutte van 14 januari 2009, E17c) ter grootte van € 33,68 alsnog afwijzen.
2.8.4.Voorts klaagt [appellant] over de post “ [D] schoonmaak” ter grootte van € 1.814,75, geadstrueerd met de onder 2.7 genoemde factuur van [D schoonmaakbedrijf] , sluitend op dat bedrag. Het hof acht deze klacht ongegrond, omdat [appellant] de woning op 24 september 2009 niet correct heeft opgeleverd en in de verklaring van de getuige [D] besloten ligt dat deze de onderhavige gefactureerde werkzaamheden daadwerkelijk heeft verricht. De stelling van [appellant] dat [D schoonmaakbedrijf] zich als vaste relatie van Renthouse en/of Bamtro voor hun karretje heeft laten spannen en een pro forma factuur heeft opgesteld in de hoop ook in de nabije toekomst opdrachten van Bamtro/Renthouse te kunnen ontvangen is niet meer dan een ongefun-deerde verdachtmaking. Renthouse was, anders dan [appellant] ook nog heeft gesteld, niet gehouden de werkzaamheden zo goedkoop mogelijk te laten uitvoeren. De in rekening gebrachte kosten komen het hof niet onnodig hoog voor.
2.8.5.Ook de klacht van [appellant] met betrekking tot de toegewezen post “Schil-derwerk VSE” ter grootte van € 2.251,44 (factuur van VSE Schilders van 26 oktober 2009, E17d) is ongegrond. De onderliggende factuur vermeldt “Voor u uitgevoerde werkzaamheden, t.w. herstelschilderwerk t.g.v. beschadigingen en vervuiling inzake de woning [adres] ” en het hof ziet, bij gebreke van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel nopen, geen aanleiding aan de juistheid van deze omschrijving te twijfelen, te minder omdat de getuigen [A] en [C] beiden verklaard dat er op de muren van de woning (door kinderen) was getekend/ gekrast. Tegen deze achtergrond is hetgeen [appellant] tegen deze post aanvoert niet als een voldoende gemotiveerde betwisting daarvan aan te merken.
2.8.6.Ten aanzien van de post “Born glas” van € 739,70 heeft [appellant] met juistheid aangevoerd dat de door Bamtro als productie E17f overgelegde “factuur” van Born & Amstelveens Glashandel ter grootte van genoemd bedrag slechts een offerte betreft. [appellant] stelt dat deze kosten niet daadwerkelijk zijn gemaakt. Bamtro heeft dit niet betwist, zodat het hof daarvan heeft uit te gaan. Deze post zal dan ook alsnog worden afgewezen.
2.8.7.Tegen de post “onderhoud voor en achtertuin” ter grootte van € 950,= (factuur van Nico Duyndam Hoveniers van 20 juli 2009, E17j) heeft [appellant] aangevoerd dat hij de voor- en achtertuin in dezelfde staat heeft achtergelaten als waarin deze zich bevonden ten tijde van het betrekken van de woning. Echter, in het licht van de omstandigheid dat [A] in zijn onder 3.1 (i) van het tussenarrest genoemde brief van 3 juni 2009 al gewag heeft gemaakt van (kennelijk benodigd) tuinonderhoud en dat onderhoud ook is vermeld in het bij die brief gevoegde “Rapport naar aanleiding van pre check op 02/06/09”, acht het hof de onderhavige betwisting van [appellant] onvoldoende toegelicht en deze post terecht toegewezen. Hieraan doet niet af dat de specificatie van de onderhavige factuur enigszins te wensen over laat.
2.8.8.Kennelijk tegen de posten “Beddengoed (dekbedden Lakens en overtrekken, 1 boxspring)” en “Bedtextiel V&D” ter grootte van € 350,= respectievelijk € 252,12 (E17m respectievelijk E17k en E17l) heeft [appellant] aangevoerd dat deze hem ten onrechte in rekening zijn gebracht, kort gezegd, omdat hij voor het gebruik van deze zaken heeft betaald en de afschrijvingskosten ervan zijn verdisconteerd in de huurprijs. [appellant] wijst er verder op dat de als productie E17l overgelegde bon van V&D dateert van 23 januari 2008. Met deze stellingen miskent [appellant] echter dat hij niet heeft weersproken wat Renthouse hem bij e-mail van 25 november 2009 (onderdeel van productie E18) heeft geschreven, te weten:
“U heeft aangegeven dat al het beddegoed vervangen zou worden. Zulks is niet gebeurt aangezien er niets meer aanwezig is. Wij hebben bij aanvang van de huurperiode een extra bed aangeschaft die nu in zijn geheel niet meer bruikbaar is. De hoes van de matras is weg en de boxspring zit vol met vlekken”.
Daargelaten of het, zoals [appellant] in zijn e-mail aan Renthouse van 9 november 2009 (eveneens onderdeel van productie E18) heeft gesteld,
“logisch(is)
dat bij het wisselen van huurder nieuw beddengoed wordt aangeschaft”,het stond [appellant] niet vrij zich dit beddengoed toe te eigenen althans uit de woning te verwijderen en evenmin de boxspring onbruikbaar te maken. Uit niets blijkt echter dat Bamtro (Renthouse) vervolgens deze zaken wederom heeft aangeschaft en welk bedrag zij daarvoor dan zou hebben betaald. De overgelegde bonnen betreffen immers alle in 2008 aangeschafte zaken, waarbij bovendien (behalve ten aanzien van de boxspring) onduidelijk is of deze vervolgens door (het gezin van) [appellant] zijn gebruikt. Alles afwegende acht het hof te dezen naar redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 200,= passend voor het beddengoed/de boxspring, en € 100,= voor het bed textiel. Het meer gevorderde € 150,= en € 152,12, zal derhalve alsnog worden afgewezen.
2.8.9.Met betrekking tot de door [appellant] betwiste post “Wulf nieuwe bank + 2 nieuwe stoelen” ter grootte van € 2.437,= (factuur van Wulf Meubelen van 14 december 2007, E17o) overweegt het hof het volgende. Mede gezien de desbetreffende als productie E17r overgelegde foto’s, acht het hof voldoende aannemelijk dat, zoals Renthouse [appellant] bij de onder 3.8.8 genoemde e-mail van 25 november 2009 heeft meegedeeld,
“het bankstel en de twee stoelen (…) dusdanig vies en beschadigt[zijn]
dat deze niet meer voor gebruik kunnen blijven staan”. Voorts acht het hof op grond van de factuur van Wulf Meubelen voldoende aannemelijk dat Renthouse in december 2007 ten behoeve van de woning een bank en twee fauteuils tot een totaalbedrag van € 2.437,= heeft aangeschaft. Anderzijds geldt ook hier dat uit niets blijkt dat Bamtro (Renthouse) deze zaken na de huur door [appellant] opnieuw heeft aangeschaft. Mede in aanmerking nemend dat [appellant] de woning gemeubileerd heeft gehuurd en dat daarom op de aanschafprijs van de meubelen diende te worden afgeschreven, acht het hof te dezen naar redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 1.750,= passend. Het meer gevorderde, € 687,=, is dan ook ten onrechte toegewezen.
2.8.10.Tegen de overige posten op het kostenoverzicht van Renthouse heeft [appellant] onvoldoende duidelijk en specifiek verweer gevoerd, zodat het hof die onbesproken laat. Het door Bamtro ten aanzien van de door haar gestelde schade gedane bewijsaanbod is te algemeen en te vaag om te kunnen worden gehonoreerd.