Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Leenderd Hordijk, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder in de wettelijke schuldsaneringsregelingen van [appellant sub 2] en [appellante sub 3] ,
[appellant sub 2],
[appellante sub 3],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief VIIopgekomen tegen feit 2.6. en heeft aangevoerd dat niet het echtpaar [echtpaar] na te melden pand bij executieveiling van de hand heeft gedaan, maar de hypotheekbank. Hiermee zal in onderstaande weergave van de feiten rekening worden gehouden. De overige door de rechtbank vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Die feiten komen neer op het volgende.
3.Beoordeling
de grief in incidenteel appelheeft [geïntimeerde ] , onder verwijzing naar de verklaring van de advocaat van het echtpaar [echtpaar] bij gelegenheid van de comparitie van 26 mei 2015, inhoudende dat zij niet wilden ‘leveren aan een criminele partij’, aangevoerd dat voormelde schade van € 32.500,= evenmin voor vergoeding in aanmerking komt, omdat [appellanten] bewust hebben nagelaten [geïntimeerde ] op de hoogte te stellen van de veilingverkoop en hem daarmee bewust de gelegenheid hebben onthouden mee te werken aan de levering aan [X] . Daarom kan volgens [geïntimeerde ] niet worden gesproken van enige gemiste verkoopopbrengst.