Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken is gebleken dat [X] aan een vergaande vorm van dementie lijdt. Hij is in dat kader enige tijd begeleid door het DOC team van GGZ Dijk en Duin. Verder heeft [hulpverlener] van [de organisatie] , ouderenzorg te [plaats] , [X] enige tijd dagopvang geboden. [informant 3] en [informant 4] (de dochters van [X] ) traden voorts op als mantelzorgers. De relatie tussen het DOC team, [hulpverlener] en de dochters van [X] was aanvankelijk constructief. Naderhand is een conflictsituatie ontstaan tussen de directe familie van [X] en [belanghebbende] enerzijds en [hulpverlener] en enkele vrijwilligers rond [X] anderzijds. Daarbij is gebleken dat [hulpverlener] het DOC team enige tijd de toegang tot [X] heeft geweigerd, naar haar zeggen op verzoek van [X] .
Gezien de hiervoor genoemde conflictsituatie is het belang van [X] bij een onafhankelijke professionele bewindvoerder en mentor genoegzaam komen vast te staan.
[belanghebbende] heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij de zorg bij [de organisatie] met name heeft beëindigd vanwege de hiervoor genoemde conflictsituatie tussen [hulpverlener] en de directe familie van [X] . Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voorts gebleken dat [belanghebbende] de beslissing om [X] in woonzorgcentrum [Z] te doen opnemen in overleg met het DOC team heeft genomen. Verder is gebleken dat [belanghebbende] [hulpverlener] en enkele vrijwilligers uit haar netwerk heeft verboden [X] in die instelling te bezoeken om te voorkomen dat de bestaande spanningen tussen hen en de directe familie van [X] een negatieve weerslag zouden hebben op [X] . Het hof komt die beslissingen begrijpelijk voor. Ook overigens is niet gebleken dat [belanghebbende] de belangen van [X] van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard niet op juiste wijze heeft behartigd. Dat de beslissingen van [belanghebbende] door [X] niet -volledig- worden onderschreven, maakt het voorgaande niet anders.
Uit de stukken is gebleken dat [X] veel sympathie heeft voor [hulpverlener] . Tegen die achtergrond is aannemelijk dat de moeizame relatie tussen [belanghebbende] en [hulpverlener] de werkrelatie tussen [belanghebbende] en [X] op negatieve wijze heeft beïnvloed. Aannemelijk is evenwel dat de werkrelatie tussen [X] en een andere professionele bewindvoerder en mentor evenzeer zal worden beïnvloed door het hiervoor genoemde spanningsveld tussen [hulpverlener] en de directe familie van [X] .
Uit ambtshalve onderzoek door de griffier is het hof gebleken dat [belanghebbende] voldoet aan de eisen die krachtens het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren (Stb 2014, 46) aan haar als mentor en bewindvoerder worden gesteld, zodat ook in zoverre voorbij wordt gegaan aan het betoog van [X] .
Al het voorgaande brengt mee dat er geen gronden zijn voor ontslag van [belanghebbende] als bewindvoerder en mentor, zodat de bestreden beschikkingen zullen worden bekrachtigd.