In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 29 december 2015 was gewezen in twee gevoegde strafzaken. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal in zaak A en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding in zaak B op 20 oktober 2015 aan de verdachte in persoon was betekend, terwijl de dagvaarding in zaak A aan een huisgenoot was uitgereikt. Aangezien het hoger beroep in zaak B niet binnen de wettelijke termijn was ingesteld, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor deze zaak.
Het hof heeft vervolgens de feiten in zaak A beoordeeld, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het stelen van twee bakjes salade uit een supermarkt in Hoorn op 3 augustus 2015. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze diefstal en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren en 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Voor zaak B is de straf bepaald op een geldboete van € 50,00, subsidiair 1 dag hechtenis. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en de strafmaat gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.