ECLI:NL:GHAMS:2017:698

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
23-002736-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en oplegging van straf in hoger beroep voor diefstal en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal en mishandeling, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een deels andere bewezenverklaring en strafoplegging gekomen. De verdachte werd beschuldigd van diefstal in vereniging met braak en mishandeling van een slachtoffer. De feiten vonden plaats op 28 augustus 2015 en 13 juni 2016. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de diefstal werd gepleegd met gebruik van braak en de mishandeling met kracht. De verdachte heeft tijdens de zitting een bekennende verklaring afgelegd en heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Het hof heeft rekening gehouden met de positieve wending in het leven van de verdachte, waaronder werk en een stabiele relatie. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte schadevergoeding moet betalen aan de slachtoffers. Het hof heeft ook de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verlengd.

Uitspraak

parketnummer: 23-002736-16
datum uitspraak: 7 maart 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 juli 2016 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-800368-15 en 15-700310-16, alsmede 15-800433-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-800368-15:1:
hij op of omstreeks 28 augustus 2015 te [adres 2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een bedrijfsbus met kenteken [kenteken 1]) heeft weggenomen een accuschroefmachine en/of een koffertje met daarin kruis-laser en/of een meer andere goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen machine en/of kruis-laser en/of een of meerdere anderer goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2:
hij op of omstreeks 28 augustus 2015 te [adres 2], gemeente Langedijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een bedrijfsbus met kenteken [kenteken 2]) heeft weggenomen een of meerdere koffers met daarin gereedschap en/of gereedschap en/of andere goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen koffer(s) met daarin gereedschap en/of gereedschap en/of andere goed(eren) van zijnn/hun gading onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Zaak met parketnummer 15-700310-16 (gevoegd):
hij op of omstreeks 13 juni 2016 te Obdam, [gemeente], [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (met kracht) - bij diens neus vast te pakken en/of (vervolgens) in de neus te knijpen en/of - tegen de borst en/of de keel/hals, althans tegen het lichaam, te schoppen/trappen en/of - bij een oor vast te pakken en/of (vervolgens) in het oor te knijpen dan wel aan het oor te draaien.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een deels andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-800368-15 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-700310-16 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 15-800368-15:
1:
hij op 28 augustus 2015 te [adres 2], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een bedrijfsbus met kenteken [kenteken 1]) heeft weggenomen een accuschroefmachine en een koffertje met daarin een kruis-laser toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededader die weg te nemen machine en kruis-laser onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2:
hij op 28 augustus 2015 te [adres 2], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een bedrijfsbus met kenteken [kenteken 2]) heeft weggenomen meerdere koffers met daarin gereedschap en gereedschap, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader die weg te nemen koffers met daarin gereedschap en gereedschap onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Zaak met parketnummer 15-700310-16 (gevoegd):
hij op 13 juni 2016 te Obdam, [gemeente], [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (met kracht)
- bij diens neus vast te pakken en vervolgens in de neus te knijpen en
- tegen de borst en/of de keel/hals, te trappen en
- bij een oor vast te pakken en aan het oor te draaien.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-800368-15 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-700310-16 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 15-800368-15 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-700310-16 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-800368-15 onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 15-700310-16 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-800368-15 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-700310-16 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder algemene en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 15-800368-15 onder 1 en 2 en onder parketnummer 15-700310-16 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging met braak. Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft er, door zo te handelen, blijk van gegeven de eigendomsrechten en lichamelijke integriteit van anderen niet te respecteren. Feiten als de onderhavige diefstallen leveren niet slechts schade op, maar veroorzaken ook gevoelens van onbehagen en onveiligheid bij de slachtoffers. Door zijn slachtoffer te mishandelen heeft de verdachte hem nodeloos pijn bezorgd.
Het hof weegt in het voordeel van de verdachte dat hij, nadat hij ter terechtzitting bij het hof een bekennende verklaring heeft afgelegd, alsnog de volledige verantwoordelijkheid voor zijn handelen op zich heeft genomen.
Voorts houdt het hof in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat, zoals ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, het leven van de verdachte een positieve wending heeft gekregen, in die zin dat hij nu werk heeft, bezig is zijn schulden af te lossen, een goede relatie heeft met de reclassering en een stabiele relatie heeft met zijn vriendin.
Hoewel de ernst van de feiten in beginsel een zwaardere straf zouden rechtvaardigen, acht het hof gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 677,20. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-800368-15 onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die gehele schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Het hof ziet aanleiding te bepalen dat, voor zover dit bedrag aan schadevergoeding of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij of de Staat is betaald, verdachte van die verplichting zal worden ontslagen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 300,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 200,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-700310-16 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die gehele schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Noord-Holland van 10 februari 2015 onder parketnummer 15-800433-14 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Ter terechtzitting is door de advocaat-generaal gevorderd de proeftijd met één jaar te verlengen.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar worden verlengd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-800368-15 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-700310-16 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-800368-15 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-700310-16 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-800368-15 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 677,20 (zeshonderdzevenenzeventig euro en twintig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-800368-15 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 677,20 (zeshonderdzevenenzeventig euro en twintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
13 (dertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij S.G.J. [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij S.G.J. [slachtoffer 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-700310-16 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-800368-15 onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Noord-Holland van 10 februari 2015 onder parketnummer 15-800433-14, met een termijn van 1 één jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Bek, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. E.H.M. Druijf, in tegenwoordigheid van S.E.F. Rahimbaks, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 maart 2017.
Mr. E.H.M. Druijf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.