ECLI:NL:GHAMS:2017:693

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
200.200.536/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot aanpassing van de beslagvrije voet en het niet reageren op klachten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. Klaagster, die als bewindvoerder optreedt, heeft de gerechtsdeurwaarder verweten dat hij in twee zaken de beslagvrije voet niet onverwijld en met terugwerkende kracht heeft aangepast, en dat hij niet op haar klachten heeft gereageerd. Het hof heeft de klacht gegrond verklaard voor de klachtonderdelen 1 en 3, en heeft de maatregel van berisping opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder. Klachtonderdeel 2 werd ongegrond verklaard. De zaak betreft een beroepschrift dat op 6 oktober 2016 door de gerechtsdeurwaarder is ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders. Klaagster had in maart 2015 verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet, maar de gerechtsdeurwaarder heeft hier niet tijdig op gereageerd. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet adequaat heeft gehandeld, wat heeft geleid tot schade voor de betrokkenen. De beslissing van de kamer werd vernietigd, en het hof legde een andere maatregel op dan eerder was gedaan.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.200.536/01 GDW
nummer eerste aanleg : 512.2015
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 7 maart 2017
inzake
[naam] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. J.D. van Vlastuin, advocaat te [plaats],
tegen
[naam] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over
[naam] , wonend te [plaats] ,
en [naam] , wonend te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de gerechtsdeurwaarder) heeft op 6 oktober 2016 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 6 september 2016 (ECLI:NL:TGDKG:2016:110). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klaagster) gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd met de aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.
1.2.
Klaagster heeft op 8 november 2016 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2016. Namens de gerechtsdeurwaarder is diens collega [naam] verschenen, vergezeld van de gemachtigde. Beiden hebben het woord gevoerd; de gemachtigde aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Klaagster is niet verschenen, hetgeen zij vooraf had aangekondigd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. De gerechtsdeurwaarder heeft tegen de vaststelling van de feiten door de kamer bezwaar gemaakt, in die zin dat de feiten volgens hem enige aanpassing en aanvulling behoeven. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden.
3.2.
Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
In de zaak [X] :
3.2.1.
Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft op 7 februari 2014 ten laste van [X] beslag gelegd onder de uitkeringsinstantie met toepassing van een beslagvrije voet.
3.2.2.
Op 26 maart 2015 heeft klaagster per e-mail onder toezending van bewijsstukken het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015.
3.2.3.
Op 8 april 2015 heeft klaagster haar verzoek per e-mail herhaald.
3.2.4.
Bij e-mail van 28 april 2015 heeft klaagster bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder een klacht ingediend over het niet reageren op haar verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet.
3.2.5.
Op 18 mei 2015 heeft klaagster het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verzocht om op haar klacht van 28 april 2015 te reageren.
3.2.6.
Bij e-mail van 18 mei 2015 heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder klaagster meegedeeld dat de beslagvrije voet is aangepast en dat de afdracht over de maand april 2015 is geretourneerd.
3.2.7.
Op 18 mei 2015 heeft klaagster het kantoor van de gerechtsdeurwaarder nogmaals per e-mail verzocht de beslagvrije voet met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 aan te passen.
3.2.8.
Bij brieven van 18 mei 2015 heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder [X] en de uitkeringsinstantie bericht dat een nieuwe beslagvrije voet was vastgesteld.
3.2.9.
Op 10 juni 2015 heeft klaagster het kantoor van de gerechtsdeurwaarder nogmaals verzocht om op haar e-mail van 18 mei 2015 met het verzoek de beslagvrije voet met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 toe te passen te reageren.
3.2.10.
Bij brief van 11 juni 2015 heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder klaagster meegedeeld dat niet aan haar verzoek om gelden met terugwerkende kracht terug te boeken kon worden voldaan. Slechts gelden die het kantoor nog onder zich heeft kunnen worden geretourneerd, hetgeen niet het geval was.
In de zaak [Y]:
3.2.11.
Op 16 maart 2015 is door het kantoor van de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op het salaris van [Y] met toepassing van een beslagvrije voet. De eerste inhouding heeft plaatsgevonden in april 2015.
3.2.12.
Op 7 april 2015 heeft klaagster per e-mail onder toezending van bewijsstukken het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verzocht de beslagvrije voet opnieuw te berekenen.
3.2.13.
Bij e-mail van 28 april 2015 heeft klaagster bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder een klacht ingediend over het niet reageren op haar verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet.
3.2.14.
Op 28 april 2015 heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder klaagster om aanvullende stukken verzocht.
3.2.15.
Klaagster heeft de gevraagde stukken op 28 april 2015 per e-mail toegezonden en verzocht om de beslagvrije voet onverwijld en met terugwerkende kracht aan te passen.
3.2.16.
Op 18 mei 2015 heeft klaagster het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verzocht om op haar klacht van 28 april 2015 te reageren.
3.2.17.
Bij e-mail van 19 mei 2015 heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder klaagster meegedeeld dat de beslagvrije voet is aangepast.
3.2.18.
Bij brieven van 19 mei 2015 heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder [Y] en diens werkgever bericht dat de beslagvrije voet is aangepast.
3.2.19.
Op 20 mei 2015 heeft klaagster het kantoor van de gerechtsdeurwaarder per e-mail verzocht om de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen.
3.2.20.
Op 10 juni 2015 heeft klaagster het kantoor van de gerechtsdeurwaarder nogmaals verzocht op haar e-mail van 20 mei 2015 met het verzoek de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen te reageren.
3.2.21.
Op 18 juni 2015 heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder klaagster per e-mail bericht dat een bedrag van € 1.072,04 zal worden overgemaakt naar de beheerrekening van klaagster, bestaande uit het teveel ingehoudene over de maanden april en mei 2015.

4.Standpunt van klaagster

Het verwijt van klaagster bestaat uit de navolgende onderdelen:
1. De gerechtsdeurwaarder heeft in de zaak [X] de beslagvrije voet niet onverwijld aangepast, hoewel hij de beschikking had over de daartoe benodigde gegevens. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet niet met terugwerkende kracht aangepast, zoals door klaagster verzocht. De gerechtsdeurwaarder heeft op verzoeken van klaagster niet tijdig gereageerd. Daarnaast lijkt het erop dat de gerechtsdeurwaarder pas heeft willen reageren op het verzoek om aanpassing met terugwerkende kracht, nadat de inhouding van het vakantiegeld heeft plaatsgevonden. [X] heeft hiervan schade ondervonden, doordat zij de vaste lasten niet heeft kunnen betalen.
2. De gerechtsdeurwaarder heeft in de zaak [Y] evenmin de beslagvrije voet onverwijld en met terugwerkende kracht aangepast, hoewel hij de beschikking had over de daartoe benodigde gegevens. [Y] heeft hierdoor schade ondervonden, omdat hij zijn vaste lasten niet heeft kunnen betalen.
3. De gerechtsdeurwaarder heeft verder nimmer op de door klaagster in de zaken [X] en [Y] op 28 april 2015 bij zijn kantoor ingediende klachten gereageerd. Volgens klaagster staat op de website van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder vermeld dat men schriftelijk via het (e-mail)adres dat op het briefpapier staat vermeld een klacht kan indienen, waarna binnen vier werkdagen zal worden bevestigd dat de klacht is ontvangen en binnen tien dagen een inhoudelijke reactie gegeven zal worden. Klaagster heeft geen bevestiging en geen inhoudelijke reactie ontvangen, hoewel de e-mail naar het juiste adres is verzonden en er duidelijk bij het onderwerp “klacht” staat vermeld.

5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Algemeen
6.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft bij de kamer aangevoerd dat hij binnen het kantoor verantwoordelijk is voor de wijze waarop de dossiers van [X] en [Y] zijn behandeld door de incasso-afdeling. Het hof zal daarvan, evenals de kamer, uitgaan bij de beoordeling van de klacht.
6.2.
Het hof stelt het volgende voorop. De wetgever heeft aan vorderingen tot periodieke betaling van onder meer loon en uitkeringen een beslagvrije voet verbonden, teneinde te waarborgen dat de beslagene in staat blijft om tenminste nog de kosten van de primaire levensbehoeften te voldoen. Uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1986-1987, 17897, nr. 5, p. 13 en Kamerstukken II 2007-2008, 24 515, nr. 138, p. 3-41) en de civielrechtelijke en tuchtrechtelijke jurisprudentie over de beslagvrije voet volgt samengevat dat de beslagvrije voet onverwijld en met terugwerkende kracht dient te worden aangepast tenzij onbekendheid met de juiste beslagvrije voet te wijten is aan (toerekenbaar) onjuiste of onvolledige inlichtingen van de zijde van de beslagene. Daarbij wordt terugbetaling over ten hoogste een jaar in beginsel als niet onredelijk aangemerkt, afhankelijk van de omstandigheden van het geval waaronder de omstandigheid of de gerechtsdeurwaarder de gelden nog onder zich heeft.
6.3.
Blijkens de bestreden beslissing heeft de kamer (ambtshalve) bij zijn oordeel meegewogen dat correspondentie door het kantoor van de gerechtsdeurwaarder stelselmatig niet aan klaagster maar aan de onderbewindgestelden zelf is verzonden. Klaagster heeft zich hierover echter niet beklaagd. In de procedure in hoger beroep is daarnaast gebleken dat de desbetreffende correspondentie in kopie aan klaagster is verzonden.
Klachtonderdeel 1: de zaak [X]
6.4.
Op 7 februari 2014 is beslag gelegd onder de uitkeringsinstantie. Klaagster heeft op 26 maart 2015 stukken toegezonden aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder met het verzoek om de beslagvrije voet aan te passen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015. Het verzoek is meermalen herhaald. Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft op 18 mei 2015 de beslagvrije voet aangepast en de afdracht over de maand april 2015 is geretourneerd. De beslagvrije voet is met terugwerkende kracht aangepast vanaf de datum van het verzoek tot aanpassing. De gerechtsdeurwaarder is niet overgegaan tot aanpassing van de beslagvrije voet met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015.
6.5.
Uit het voorgaande blijkt dat in deze zaak niet tijdig is gereageerd op verzoeken van klaagster tot aanpassing van de beslagvrije voet. De periode die heeft gelegen tussen het verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet, 26 maart 2015, en de daadwerkelijke aanpassing, 18 mei 2015, was veel te lang. De gerechtsdeurwaarder heeft overigens ook erkend dat het aanpassen van de beslagvrije voet te lang heeft geduurd. Volgens hem was de reden daarvoor een reorganisatie bij zijn kantoor met als gevolg een tijdelijk onderbezette afdeling in combinatie met een piek in de ontvangen correspondentie. Hierdoor is het verzoek van klaagster helaas niet voortvarend opgepakt. Deze omstandigheden komen voor risico van de gerechtsdeurwaarder.
6.6.
Voorts is de gerechtsdeurwaarder niet overgegaan tot aanpassing van de beslagvrije voet met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015, zoals door klaagster verzocht, terwijl ter zitting in hoger beroep namens hem is erkend dat dat wel had gekund, bijvoorbeeld door te verrekenen met nog te ontvangen inhoudingen. Dat de gerechtsdeurwaarder bewust heeft gewacht met een reactie op het verzoek de beslagvrije voet aan te passen totdat het vakantiegeld was ingehouden, zoals door klaagster aangevoerd, is niet gebleken.
6.7.
Het hof acht dit klachtonderdeel gegrond.
Klachtonderdeel 2: de zaak [Y]
6.8.
Op 16 maart 2015 is beslag gelegd op het salaris van [Y] . Klaagster heeft op 7 april 2015 stukken toegezonden aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder met het verzoek om de beslagvrije voet aan te passen met terugwerkende kracht. In april 2015 heeft de eerste inhouding op het salaris plaatsgevonden. Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft op 28 april 2015 bij klaagster aanvullende stukken opgevraagd, die door klaagster op diezelfde datum zijn toegezonden. De beslagvrije voet is op 19 mei 2015 aangepast, waarna op of omstreeks 18 juni 2015 de teveel ingehouden bedragen over de maanden april en mei 2015 zijn overgemaakt naar klaagster.
6.9.
Naar het oordeel van het hof heeft de termijn tussen het bekend worden van de daartoe benodigde gegevens en de aanpassing van de beslagvrije voet niet zo lang geduurd dat tuchtrechtelijke normen zijn overschreden, zodat geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder. De beslagvrije voet is bovendien met terugwerkende kracht aangepast. Het hof acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 3: niet reageren op klachten
6.10.
Klachtonderdeel 3 is door de kamer onbesproken gelaten. Het hof overweegt als volgt met betrekking tot dit klachtonderdeel.
6.11.
Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft hij op de door klaagster bij zijn kantoor in beide zaken op 28 april 2015 ingediende klachten gereageerd door over te gaan tot aanpassing van de beslagvrije voet op respectievelijk 18 en 19 mei 2015. Dat er geen ontvangstbevestiging van de klachten aan klaagster is verzonden en dat niet inhoudelijk op de klachten van klaagster is gereageerd is door de gerechtsdeurwaarder niet weersproken. De gerechtsdeurwaarder heeft zodoende de eigen klachtprocedure, zoals vermeld op de website van zijn kantoor, niet nageleefd zonder dat daarvoor een (plausibele) reden is gegeven. Klaagster heeft zich hierover terecht beklaagd. Dit klachtonderdeel treft doel.
Maatregel
6.12.
Uit het voorgaande volgt dat de klachtonderdelen 1 en 3 gegrond zijn. Het hof acht hiervoor de maatregel van berisping op zijn plaats, maar ziet, anders dan de kamer, geen aanleiding deze te voorzien van een “aanzegging”.
Conclusie
6.13.
Het hof komt deels tot een andere beslissing dan de kamer. Voorts legt het hof een andere maatregel op. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom vernietigen en opnieuw beslissen.
6.14.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.15.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdelen 1 en 3 gegrond en legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
- verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2017 door de rolraadsheer.