ECLI:NL:GHAMS:2017:673

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
8 maart 2017
Zaaknummer
23-003592-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van wetenschap van valsheid bankbiljetten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten van 20 euro op 22 juni 2016 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte zowel een primaire als een subsidiaire variant, waarbij de verdachte werd verweten dat hij wetenschap had van de valsheid van de bankbiljetten. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 februari 2017 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis van de politierechter vroeg, in overweging genomen. Na beoordeling van de bewijsmiddelen kwam het hof tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Ondanks sterke aanwijzingen in het dossier en wisselende verklaringen van de verdachte, was het hof van mening dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de valsheid van het bankbiljet. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging.

Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan door de verdachte vrij te spreken.

Uitspraak

parketnummer: 23-003592-16
datum uitspraak: 7 maart 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 september 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702158-16 en 16-050918-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 22 juni 2016 te Amsterdam in elk geval in Nederland, opzettelijk (een) als echt(e) en onvervalst(e) bankbiljet(ten) van 20 Euro, dat/die verdachte zelf had nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die bankbiljet(ten) ontving, bekend was, heeft uitgegeven, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 22 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van 20,-- euro heeft uitgegeven, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit wegens onvoldoende overtuigend bewijs.
Het hof overweegt als volgt.
Hoewel het dossier sterke aanwijzingen voor het tegendeel bevat en de verdachte wisselend heeft verklaard, vindt het hof dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om het feit in de primaire of subsidiaire variant bewezen te kunnen verklaren. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet met voldoende zekerheid dat de verdachte wetenschap had van de valsheid van het door hem uitgegeven biljet. De verdachte zal dus worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Utrecht van 22 maart 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 30 juni 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Utrecht van
22 maart 2016, parketnummer 16-050918-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 maart 2017.
[…]