ECLI:NL:GHAMS:2017:670

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
8 maart 2017
Zaaknummer
23-004599-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inbraak in auto met diefstal van goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor een inbraak in een auto op 30 april 2014, waarbij hij samen met anderen een laptop, laptoptas, paspoort en andere goederen heeft gestolen. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van de terechtzittingen van 1 november 2016 en 21 februari 2017. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem een gevangenisstraf van 6 weken had opgelegd, waarvan 2 weken voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die zich in een positieve spiraal lijkt te bevinden.

Uitspraak

parketnummer: 23-004599-14
datum uitspraak: 7 maart 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 november 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-703173-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van
1 november 2016 en 21 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 30 april 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een (personen)auto (merk Skoda en/of voorzien van het kenteken [kenteken] ) heeft weggenomen een laptop (merk Dell) en/of een laptoptas en/of een paspoort (ten name gesteld van [slachtoffer] ) en/of een notieboek en/of een inhaler en/of een wereldstekker en/of een cardhouder (met diverse pasjes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door een ruit/raam van die (personen)auto in de slaan/gooien en/of te verbreken en/of te forceren, althans door middel van braak op en/of verbreking van die (personen)auto;
subsidiair:
hij op of omstreeks 30 april 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een laptop (merk Dell) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en) en/of redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 30 april 2014 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto, merk Skoda en voorzien van het kenteken [kenteken] , heeft weggenomen een laptop, merk Dell, en een laptoptas en een paspoort ten name gesteld van [slachtoffer] en een notieboek en een inhaler en een wereldstekker en een cardhouder met diverse pasjes, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door een ruit van die personenauto in te slaan.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij het leger des Heils, meewerken aan diagnostiek en eventueel aansluitend behandeling bij de polikliniek van het Leger des Heils of soortgelijke ambulante zorg en meewerken aan plaatsing binnen de maatschappelijke opvang van het Leger des Heils of een soortgelijke instelling.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf, maar zonder bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een personenauto door middel van braak. Hierdoor heeft de verdachte zich niets gelegen gelaten aan eigendomsrechten van een ander, schade veroorzaakt en overlast bezorgd aan de eigenaar van de auto. Algemeen bekend is dat diefstallen uit auto’s in de samenleving gevoelens van onveiligheid aanwakkeren.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 februari 2017 is hij eerder wegens vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Hoewel de oplegging van een gevangenisstraf recht zou doen aan de ernst van het feit, in samenhang bezien met het strafblad van de verdachte, acht het hof termen aanwezig hiervan af te zien.
Uit hetgeen de raadsvrouw namens de verdachte ter zitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht en met stukken heeft onderbouwd, kan worden afgeleid dat de verdachte zijn leven een positieve wending wil geven. De verdachte is actief aan het solliciteren en is thans gestart met een stage bij de bloemenveiling in Aalsmeer. Zijn contacten met politie en justitie lijken af te nemen.
Het hof geeft de verdachte de kans om op eigen kracht de negatieve spiraal te doorbreken en acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 maart 2017.
[…]