ECLI:NL:GHAMS:2017:654
Gerechtshof Amsterdam
- Verwijzing na Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Verhouding tussen vereniging van eigenaren en appartementseigenaar na verwijzing door Hoge Raad
In deze zaak, die is voorgelegd aan het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) en een appartementseigenaar, aangeduid als [X]. De zaak is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, die op 11 december 2015 het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 mei 2014 heeft vernietigd en de zaak heeft verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. De VvE en [X] hebben hun standpunten toegelicht in memorie na verwijzing, waarbij [X] heeft verzocht om toewijzing van haar vordering en de VvE om afwijzing van de vorderingen van [X]. De zitting vond plaats op 31 januari 2017, waar beide partijen hun argumenten hebben gepresenteerd.
De kern van het geschil betreft de vraag of [X] gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat zij niet hoefde bij te dragen aan de algemene woonkosten, gezien de wijziging in de splitsingsakte van 1994. Het hof heeft vastgesteld dat de wijziging in de splitsingsakte niet de bedoeling had om de verdeling van de kosten te wijzigen, en dat [X] er in 1994 voor had moeten zorgen dat de akte correct werd ingeschreven. Het hof heeft geoordeeld dat het beroep van [X] op rechtsverwerking niet kan slagen, omdat de VvE en de appartementseigenaren na 1994 op de juistheid van de akte mochten vertrouwen.
Het hof heeft de vorderingen van [X] afgewezen en de vorderingen van de VvE toegewezen, waarbij [X] is veroordeeld tot betaling van achterstallige bijdragen en kosten. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en het vertrouwen dat partijen mogen hebben in de inhoud van de ingeschreven akten, en bevestigt dat de VvE recht heeft op de bijdragen zoals vastgelegd in de akte van 1994.