ECLI:NL:GHAMS:2017:580

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
23-003451-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2015. De verdachte, geboren in Israël in 1957, was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging van verschillende slachtoffers. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan op 18 oktober 2012 en 31 juli 2012 in Amsterdam. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], alsook aan bedreigingen met geweld. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van een van de tenlastegelegde feiten, namelijk de vrijheidsberoving van [slachtoffer 3]. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid had beroofd. De bedreigingen die de verdachte had geuit, waren niet van dien aard dat deze de vrijheidsberoving konden onderbouwen. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan de andere tenlastegelegde feiten en kreeg een gevangenisstraf van 30 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en zijn gedrag na de feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003451-15
Datum uitspraak: 14 februari 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2015 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13‑651464-12 en 13-706124-13, alsmede 13-400544-09 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Israël) op [geboortedag] 1957,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 februari 2016 en 31 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-651464-12 (zaak A):
1:
hij op of omstreeks 18 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte
-de (buiten)deur van zijn, verdachtes, woning (aan de [adres 2]) met een sleutel afgesloten en/of niet aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] kenbaar gemaakt waar die sleutel bewaard wordt en/of
-die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] tegen haar/hun wil in voornoemde woning vastgehouden en/of
-die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] voortdurend in de gaten gehouden en/of
-die [slachtoffer 1] (meermalen) bedreigd door (dreigend) de woorden toe te voegen: "Waarom ben je hier gekomen bitch? Wat doe je hier? Als je iets steelt dan gooi ik je van de trap, ik zal je hoofd breken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-die [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een ijzeren pijp/staaf door deze pijp/staaf tegen de grond te slaan en/of die [slachtoffer 1] met die pijp/staaf aan te raken en/of
-die [slachtoffer 2] (meermalen) bedreigd door (dreigend) de woorden toe te voegen: "Als je wilt gaan, ga maar dan duw ik je van de trap af. Als je gaat dan maak ik je af. Ik betaal toch niet. Speel geen spelletjes met me, want ik win altijd. Je bent te dom voor me, je bent maar een hoer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] sms-berichten van [naam 1]/[naam 2] laten lezen en/of daarbij heeft gezegd dat dit de laatste sms-berichten waren van een Roemeens meisje van 19 jaar oud die in augustus vermoord in een gracht is gevonden;
2:
hij op of omstreeks 18 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je wilt gaan, ga maar dan duw ik je van de trap af. Als je gaat dan maak ik je af. Ik betaal je toch niet. Speel geen spelletjes met me, want ik win altijd. Je bent te dom voor me, je bent maar een hoer. You are mine now", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3:
hij op of omstreeks 18 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een (ijzeren) pijp/staaf tegen de grond getikt en/of geslagen en/of die [slachtoffer 1] met die pijp/staaf aangeraakt en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "Waarom ben je hier gekomen bitch? Wat doe je hier? Als je iets steelt dan gooi ik je van de trap, ik zal je hoofd breken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5:
hij op of omstreeks 18 augustus 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte
-de (buiten)deur van zijn, verdachtes, woning (aan de [adres 2]) met een ijzeren staaf afgesloten en/of
-die [slachtoffer 3] tegen haar wil in voornoemde woning vastgehouden en/of -die [slachtoffer 3] voortdurend in de gaten gehouden en/of
-die [slachtoffer 3] (dreigend) de woorden toegevoegd dat zij, [slachtoffer 3], wel seks met hem moest hebben en/of dat hij, verdachte, wel uitmaakte wat er in het huis gebeurde en/of dat zij, [slachtoffer 3], nu zijn eigendom was en/of dat hij, verdachte uitmaakte wanneer [slachtoffer 3] weg mocht gaan ook al was dit pas na 24 uur en/of dat het zijn, verdachtes, huis was waar hij, verdachte, de regels maakte en/of dat die [slachtoffer 3] een bitch was en/of dat die [slachtoffer 3] vuilnis was en/of dat die [slachtoffer 3] niet wist met wie ze te maken had en wat hij, verdachte, haar allemaal aan zou kunnen doen en/of dat hij, verdachte, die [slachtoffer 3] niet zou laten gaan zonder dat hij het geld had teruggekregen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-die [slachtoffer 3] daarbij (meermalen) heeft geduwd en/of
-de tas (met inhoud) van die [slachtoffer 3] in een kast opgeborgen.
Zaak met parketnummer 13-706124-13 (zaak B):hij op of omstreeks 31 juli 2012 te Amsterdam opzettelijk beledigend [naam 3], in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "ik ga je met een metalen staaf in je reet neuken en/of vieze vuile homo en/of vuile flikker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak zaak A feit 5

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan de verdachte ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 3]. De bedreigingen die de verdachte heeft geuit en het afpakken van haar tas hebben veroorzaakt dat de aangeefster niet op het moment dat zij dat wenste de woning waarin zij zich met de verdachte bevond, kon verlaten. Dat de vrijheidsberoving van korte duur is geweest, doet daaraan niet af.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 3] bepleit. Daartoe heeft zij primair aangevoerd dat voor zover de gestelde bedreigingen al zijn geuit, zij eerder onder dwang als bedoeld in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht vallen dan onder wederrechtelijke vrijheidsberoving. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 3] en Derksen onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te gebruiken.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 5 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt. Gebleken is dat op 18 augustus 2012 sprake was van een geschil tussen de verdachte en de aangeefster [slachtoffer 3] over de nakoming van een verbintenis, voortvloeiend uit een tussen hen gesloten overeenkomst. Niet is komen vast te staan dat het voor de aangeefster fysiek niet mogelijk was de woning tijdens dat conflict te verlaten, nu niet is gebleken dat de deur van de woning met een ijzeren staaf was afgesloten met de bedoeling [slachtoffer 3] te beletten de woning te verlaten. De overige in de tenlastelegging genoemde omstandigheden, waaronder de geuite bedreiging en het afnemen van haar tas, zijn in de onderhavige zaak niet van dien aard dat daarop de bewezenverklaring van het opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid beroven en/of beroofd houden van [slachtoffer 3] kan worden gegrond, temeer nu niet is komen vast te staan dat [slachtoffer 3] als gevolg daarvan de woning niet kon of niet durfde (te) verlaten.

Nadere bewijsoverwegingen zaak A feiten 1, 2 en 3

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem in zaak A onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] elkaar zodanig tegenspreken dat die verklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn om te gebruiken voor het bewijs.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. De inconsistenties in de verklaringen van de aangeefsters raken niet de essentie van de verklaringen, waar deze betrekking hebben op de kern van het verwijt. De aanwezige inconsistenties leiden dan ook niet tot de conclusie dat de verklaringen in het geheel als onbetrouwbaar aangemerkt moeten worden, mede gelet op het tijdsverloop tussen het afleggen van de verklaringen bij de politie en bij de rechter-commissaris. Voorts worden de verklaringen van de aangeefsters op belangrijke punten ondersteund door de waarnemingen van de verbalisanten die ter plaatse zijn gekomen en door de verklaring van de getuige [getuige].
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde, te weten waar het gaat om de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster [slachtoffer 2]. Op basis van de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, waaronder in het bijzonder de door N. [getuige] op 15 juni 2016 bij de raadsheer-commissaris afgelegde getuigenverklaring, is naar het oordeel van het hof aannemelijk geworden dat zij de woning van de verdachte wel kon verlaten, maar dat zij dat niet wilde omdat zij nog geld van de verdachte kreeg en omdat zij aangeefster [slachtoffer 1] niet alleen wilde achterlaten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1:
hij op 18 oktober 2012 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 1] tegen haar wil in de woning aan de [adres 2] vastgehouden en
- die [slachtoffer 1] meermalen bedreigd door dreigend de woorden toe te voegen: “Als je iets steelt dan gooi ik je van de trap, ik zal je hoofd breken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- die [slachtoffer 1] bedreigd met een staaf door deze staaf tegen de grond te slaan en die [slachtoffer 1] met die staaf aan te raken en
- die [slachtoffer 1] sms-berichten van [naam 1]/[naam 2] laten lezen en daarbij gezegd dat dit de laatste sms‑berichten waren van een Roemeens meisje van 19 jaar oud dat in augustus vermoord in een gracht is gevonden.
2:
hij op 18 oktober 2012 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: “Als je wilt gaan, ga maar dan duw ik je van de trap af. Als je gaat dan maak ik je af”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3:
hij op 18 oktober 2012 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een staaf tegen de grond getikt en die [slachtoffer 1] met die staaf aangeraakt en voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: “Als je iets steelt dan gooi ik je van de trap, ik zal je hoofd breken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Zaak B:
hij op 31 juli 2012 te Amsterdam opzettelijk beledigend [naam 3] in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "vieze vuile homo” of “vuile flikker", althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 en 3 bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in zaak B bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1, 2, 3 en 5 en in zaak B bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 76 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1, 2, 3 en 5 en in zaak B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft verzocht geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de periode die de verdachte in voorarrest heeft verbleven. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. Nadat de voorlopige hechtenis is geschorst, heeft de verdachte zijn leven op orde weten te krijgen. In 2013 is hij vrijwillig opgenomen geweest op de gesloten afdeling van het [naam 4] Centrum. Ook is de verdachte in de tussenliggende periode niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreigingen. Toen een van de slachtoffers hem wilde verlaten, heeft hij haar zodanig bedreigd dat zij de woning niet durfde te verlaten. Door dit handelen heeft hij haar belemmerd in haar persoonlijke bewegingsvrijheid en daardoor heeft hij een grove inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Ook het andere slachtoffer, dat zich op dat moment in zijn woning bevond, heeft hij bedreigd. Die bedreiging werd door haar als zeer beangstigend ervaren. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van zijn buurman. De beledigende uitlating van de verdachte is kwetsend en grievend voor de betrokkene geweest.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 januari 2017 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor belediging, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof is van oordeel dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Het hof heeft bij de strafoplegging in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met diens persoonlijke omstandigheden, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep door hem en zijn raadsvrouw naar voren zijn gebracht. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk gemaakt dat zijn leven inmiddels een wending ten goede heeft genomen. Gelet op deze gewijzigde persoonlijke omstandigheden, gelet op het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten en gelet op de omstandigheid dat de verdachte sinds deze feiten niet meer met justitie in aanraking is gekomen, acht het hof een voorwaardelijke straf – naast de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf – thans niet meer nodig.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 56, 57, 266, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2012 (parketnummer 13-400544-09) opgelegde voorwaardelijke geldboete van 300 euro, subsidiair 6 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Zowel de advocaat-generaal als de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Gelet hierop en gezien het tijdsverloop sinds het ten laste gelegde zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 2 november 2012, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 30 mei 2012 (parketnummer 13-400544-09) voorwaardelijk opgelegde geldboete van 300 euro subsidiair 6 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. C.N. Dalebout en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 februari 2017.
[...............]
.