ECLI:NL:GHAMS:2017:574

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
24 februari 2017
Zaaknummer
23-002977-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor medeplegen van zakkenrollerij na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van zakkenrollerij. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 13 juli 2015, waarin de verdachte was veroordeeld voor diefstal van een tas met inhoud, toebehorende aan een slachtoffer.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 januari 2017 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als door de politierechter was opgelegd. De raadsman van de verdachte heeft echter vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte enige rol had gespeeld in de ten laste gelegde diefstal. Het hof heeft de argumenten van de raadsman overwogen en geconcludeerd dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was.

De verbalisanten hadden waargenomen dat de verdachte samen met medeverdachten een bedrijf was binnengegaan, maar er was geen bewijs dat zij actief had deelgenomen aan de diefstal. Het hof oordeelde dat de handelingen van de verdachte en haar medeverdachten onvoldoende waren om te concluderen dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking bij de uitvoering van de diefstal. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002977-15
Datum uitspraak: 14 februari 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13‑702384-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1990,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
laatst bekende adres: [adres] (Roemenië).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (schouder)tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.

Vrijspraak

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte enige rol heeft gespeeld in de ten laste gelegde diefstal. Hetgeen uit de stukken van het dossier blijkt, is onvoldoende om de verdachte als medepleger aan te merken.
De advocaat-generaal heeft gemotiveerd gesteld dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd, onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 5 juli 2016, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:HR:2016:1315.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Verbalisanten hebben gezien dat de verdachte op de ten laste gelegde datum met haar medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ‘[bedrijf]’ is binnengegaan. Vervolgens hebben zij gezien dat [medeverdachte 1] met de tas van de aangever [slachtoffer] uit dat etablissement naar buiten is gelopen. De verdachte en [medeverdachte 2] zijn vrijwel direct achter [medeverdachte 1] aan met versnelde pas naar buiten gekomen. Door verbalisanten is niet waargenomen wat de verdachte heeft gedaan in ‘[bedrijf]’ en dit blijkt ook anderszins niet uit het dossier. Daarom is niet vast te stellen dat zij nauw en bewust met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft samengewerkt bij de uitvoering van de wegnemingshandeling. De handelingen van de verdachte en haar medeverdachten, die door verbalisanten voorafgaand aan en na de ten laste gelegde diefstal zijn waargenomen, zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de verdachte en haar medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt bij het stelen van de tas van [slachtoffer].

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 februari 2017.