ECLI:NL:GHAMS:2017:5692

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
200.206.320
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake verzoek om inzage in documentatie door curator in faillissement

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 15 augustus 2017, wordt een incident behandeld dat voortvloeit uit een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. [Appellant] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van 3 augustus 2016, waarin zijn vorderingen tot verificatie van een preferente en een concurrente vordering op [bedrijf 1] B.V. (hierna [X]) door de rechtbank zijn afgewezen. De curator, die optreedt in het faillissement van [X], heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van [appellant]. In het incident vordert [appellant] inzage in diverse documenten die betrekking hebben op de financiële transacties van [X] en de betalingen aan aandeelhouders. Het hof heeft behoefte aan nadere inlichtingen en heeft een comparitie van partijen gelast, waarbij ook inlichtingen in de hoofdzaak zullen worden ingewonnen. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, en partijen zijn verzocht om op een nader te bepalen datum te verschijnen voor de raadsheercommissaris. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor het opgeven van verhinderdata en heeft bepaald dat partijen bescheiden uiterlijk twee weken voor de zitting aan het hof moeten toesturen.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.206.320/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/586583/HA ZA 15-454
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 augustus 2017
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
tegen:
[geïntimeerde], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[bedrijf 1] B.V.,
kantoorhoudend te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. D.J. van Dongen te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en de curator genoemd, [bedrijf 1] B.V. wordt hierna [X] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 2 november 2016 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 3 augustus 2016 gewezen tussen [appellant] als eiser tot verificatie en de curator (toen nog mr. W. Janssen-van Kesteren) als gedaagde.
Op 20 december 2016 heeft de curator een anticipatie-exploot doen uitbrengen.
Op de dienende dag heeft [appellant] bij conclusie een incidentele vordering ingesteld strekkende tot inzage in of afgifte van afschrift van bescheiden op voet van artikel 353 juncto 208 juncto 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met veroordeling van de curator in de kosten van het incident.
Bij antwoordconclusie in het incident heeft de curator verweer gevoerd. Hij heeft het hof verzocht de incidentele vordering af te wijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het incident.
Ten slotte is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

2.1.
Het gaat hier, samengevat en voor zover voor het incident van belang, om het volgende. [appellant] is per 1 december 2008 in dienst getreden als bedrijfsjurist bij [X] . In de zomer van 2009 is [appellant] bestuurder geworden van een aantal tot de groep van [X] behorende vennootschappen. Over de salarisverhoging ter zake is onenigheid ontstaan. [X] is op 29 oktober 2013 op eigen aangifte failliet verklaard. De curator heeft de arbeidsovereenkomst met [appellant] op 1 november 2013 opgezegd met ingang van 13 december 2013. Op 16 april 2015 is in het faillissement van [X] de verificatievergadering gehouden, waarbij - kort gezegd - de curator de vordering betaling van de salarisverhoging integraal heeft betwist. Bij het bestreden vonnis van 3 augustus 2016 heeft de rechtbank de vordering van [appellant] , strekkende tot verificatie van een door hem gestelde onvoorwaardelijke preferente vordering op [X] van € 115.998,47 en een onvoorwaardelijke concurrente vordering van € 16.209,27 afgewezen, evenals de vordering de curator te bevelen deze vorderingen te erkennen.
In de onderhavige hoofdzaak in hoger beroep heeft [appellant] geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen, de vorderingen van [appellant] alsnog zal toewijzen en de curator zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
2.2.
[appellant] vordert in het incident dat de curator, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld om op grond van artikel 353 juncto 208 juncto 843a Rv af te geven dan wel inzage zal verstrekken in:
- alle documentatie/e-mails etc. die zien op de betalingen die [X] heeft gedaan aan haar aandeelhouders en is uitgewisseld tussen de aandeelhouders, directie en andere betrokken partijen zoals gespecificeerd in de incidentele memorie, sub 20;
- de cashflow berekeningen van [X] ;
- een kopie van de bankafschriften van de dollar en euro rekeningen van [X] ;
- de documentatie die ziet op de opzegging van de managementovereenkomsten tussen enerzijds [X] en anderzijds Hibernia Finance B.V. en Hibernia Worldwide Hotels B.V.;
- alle documentatie ter zake het onbetaald laten van de verschuldigde managementfees die Hibernia Finance B.V. per 1 september 2013 aan [X] diende te voldoen;
- de betaling van aan [X] verschuldigde managementfees die zijn omgeleid en de facto zijn betaald aan Capital Hospitality Group N.V.;
- de verkoop van [bedrijf 2] ;
- de overdracht van de claims van [X] op Kordal B.V., [bedrijf 3] en [bedrijf 2] . aan de aandeelhouders van gefailleerde.
[appellant] verzoekt voorts om bij arrest de kosten die de curator mogelijk in rekening wil brengen vast te stellen op een vast bedrag. [appellant] biedt uitdrukkelijk bewijs aan van zijn stellingen, mede door het overleggen van nadere stukken of het doen horen van getuigen.
2.3.
Het hof heeft ter beoordeling van de incidentele vordering behoefte aan nadere inlichtingen van partijen en zal daartoe een comparitie van partijen gelasten. Om praktische redenen zal deze comparitie ook worden benut om inlichtingen in de hoofdzaak in te winnen. Ten slotte zal een minnelijke regeling worden beproefd, zowel in de hoofdzaak als in het incident.
2.4.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident en in de hoofdzaak:
gelast partijen om, met het oog op de onder 2.3 omschreven doeleinden, op een nader te bepalen dag en tijdstip in persoon te verschijnen voor mr. H.M.M. Steenberghe, die bij dezen tot raadsheercommissaris wordt benoemd, zulks in een der lokalen van het Paleis van Justitie aan het IJdok 20 te Amsterdam;
verwijst de zaak naar de rol van 29 augustus 2017 voor het opgeven van verhinderdata over de maanden oktober tot en met december 2017;
bepaalt dat partijen eventuele bescheiden waarop zij zich ter zitting wensen te beroepen uiterlijk twee weken voor de (te bepalen) zitting aan het hof moeten doen toekomen, zulks onder verzending van afschriften aan de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, M.A. Goslings en H.M.M. Steenberghe en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2017.