ECLI:NL:GHAMS:2017:5690

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
23-001545-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling van een opsporingsambtenaar tijdens achtervolging met een voertuig

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar, hoofdagent [benadeelde], tijdens een achtervolging op 21 mei 2014. De verdachte, rijdend in een Volkswagen Lupo, zou met hoge snelheid hebben gereden en meermalen plotseling hebben geremd, waardoor de politieauto van [benadeelde] tegen zijn voertuig aanbotste. Daarnaast zou hij geprobeerd hebben de politieauto van de weg te drukken. Het hof oordeelde dat de verdachte met zijn rijgedrag bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel voor de politieambtenaar heeft aanvaard. De verdediging betoogde dat de termen 'afsnijden' en 'van de weg afdrukken' te beperkt werden geïnterpreteerd, maar het hof verwierp dit argument. Het hof achtte de poging tot zware mishandeling bewezen en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor twaalf maanden. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot een schadevergoeding van €700 aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

parketnummer: 23-001545-16
datum uitspraak: 1 maart 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 april 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 15/810227-14 en 96-045590-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 21 mei 2014 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in de gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Amsterdam, in elk geval (telkens) in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde] (hoofdagent van politie), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet
- als bestuurder van een personenauto (merk Volkswagen type Lupo):
- ( over een lange afstand) rijdende met een zeer hoge snelheid, in elk geval met een snelheid die hoger lag dan ter plaatse toegestaan, een of meermalen plotseling (krachtig en/of onverwacht) heeft geremd (telkens terwijl een politievoertuig (waarin die [benadeelde] was gezeten) kort en/of vlak achter hem (verdachte) reed, tengevolge waarvan die [benadeelde] een of meermalen met zijn dienstvoertuig tegen de achterkant van verdachtes voertuig is aangereden en/of gebotst en/of
- telkens rijdende met een zeer hoge snelheid, in elk geval met een snelheid die hoger lag dan ter plaatse toegestaan, een of meermalen, althans eenmaal, een in dezelfde richting rijdend en/of naast hem rijdend politievoertuig (waarin die [benadeelde] was gezeten), heeft getracht af te snijden en/of van de weg af te drukken, waarbij hij, verdachte, voornoemd politievoertuig meermalen aan de zijkant heeft geraakt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 21 mei 2014 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in de gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Amsterdam en/of in elk geval (telkens) in Nederland, (telkens) [benadeelde] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans (telkens) met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- als bestuurder van een personenauto (merk Volkswagen type Lupo):
- ( over een lange afstand) rijdende met een zeer hoge snelheid, in elk geval met een snelheid die hoger lag dan ter plaatse toegestaan, een of meermalen plotseling (krachtig en/of onverwacht) geremd (telkens terwijl een politievoertuig (waarin die [benadeelde] was gezeten) kort en/of vlak achter hem (verdachte) reed en/of als gevolg waarvan die [benadeelde] een of meermalen met zijn voertuig tegen de achterkant van de auto van verdachte is aangereden en/of gebotst en/of
- telkens rijdende met een zeer hoge snelheid, in elk geval met een snelheid die hoger lag dan ter plaatse toegestaan, een of meermalen, althans eenmaal, een in dezelfde richting rijdend en/of naast hem rijdend politievoertuig (waarin die [benadeelde] was gezeten), getracht af te snijden en/of van de weg af te drukken, waarbij hij, verdachte, voornoemd politievoertuig meermalen aan de zijkant heeft geraakt;
meer subsidiairhij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 21 mei 2014 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in de gemeente Haarlem en/of Haarlemmermeer en/of gemeente Amsterdam, in elk geval (telkens) in Nederland, als bestuurder van een voertuig (Volkswagen, type Lupo)), daarmee rijdende op de weg, de Zwanenburgerdijk en/of Kinheim en/of de Venenweg en/of de A200 en/of de Sam van Houtenstraat,
- ( over een lange afstand) rijdende met een zeer hoge snelheid, in elk geval met een snelheid die (veel) hoger lag dan ter plaatse toegestaan, een of meermalen plotseling (krachtig en/of onverwacht) heeft geremd (telkens terwijl een politievoertuig (waarin die [benadeelde] was gezeten) kort en/of vlak achter hem (verdachte) reed en/of waardoor die [benadeelde] met zijn voertuig tegen de achterkant van het voertuig van verdachte is aangereden en/of gebotst en/of
- telkens rijdende met een zeer hoge snelheid, in elk geval met een snelheid die hoger lag dan ter plaatse toegestaan, een of meermalen, althans eenmaal, een in dezelfde richting rijdend en/of naast hem rijdend politievoertuig (waarin die [benadeelde] was gezeten), heeft getracht af te snijden en/of van de weg af te drukken, waarbij hij, verdachte, voornoemd politievoertuig meermalen aan de zijkant heeft geraakt en/of - door rood licht is gereden en/of
- op enig moment de controle over voornoemd voertuig is verloren en/of met dit voertuig in de rondte heeft gespind waardoor de voorkant van het dienstvoertuig tegen de deur van voornoemd voertuig van verdachte aankomt; , (telkens) door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Anders dan de raadsman in hoger beroep heeft betoogd, ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van verbalisant [benadeelde] (hierna: [benadeelde]). Weliswaar stemmen zijn aangifte en het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen niet op alle punten overeen, maar in essentie wijken zij niet van elkaar af. Daar komt bij dat de verklaringen van [benadeelde] op relevante punten steun vinden in andere bewijsmiddelen, waaronder de eigen verklaring van de verdachte.
De verklaringen van [benadeelde] houden in dat de verdachte met zeer hoge snelheid is weggereden om aan de politie te ontkomen en, terwijl [benadeelde] in zijn dienstauto vlak achter de auto van de verdachte reed, meermalen onverwachts (en hard) heeft geremd. Hierdoor kon [benadeelde] een aanrijding met de auto van de verdachte niet voorkomen. Daarnaast heeft de verdachte – rijdend met zeer hoge snelheid – meermalen getracht de dienstauto af te snijden of van de weg te drukken op het moment dat [benadeelde] de auto van de verdachte probeerde in te halen, waardoor [benadeelde] de grootste moeite had de dienstauto onder controle te houden.
De verdachte heeft verklaard dat hij is doorgereden toen hij merkte dat hij door de politie werd achtervolgd, dat hij op de N200 ‘vol gas’ heeft gegeven en meermalen heeft geremd. Voorts heeft hij
– naar zijn zeggen – gezorgd dat de dienstauto hem niet kon inhalen door, iedere keer als hij zag dat [benadeelde] hem probeerde te passeren, voor die dienstauto te blijven rijden.
De verdachte heeft aldus over een langere afstand zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond, omdat hij koste wat kost uit handen van de politie wilde blijven. Daarbij heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de dienstauto van [benadeelde] (met hoge snelheid) van de weg zou raken of ergens tegenaan zou botsen, dan wel dat [benadeelde] anderszins de controle over zijn voertuig zou verliezen met een ernstig ongeval en – vanwege diezelfde snelheid – zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde] tot gevolg. Het hof acht derhalve het bestaan bij de verdachte van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel van [benadeelde] – en daarmee de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling – bewezen.
De raadsman heeft aangevoerd dat het rijgedrag van de verdachte niet kan worden aangeduid als ‘afsnijden’ of ‘van de weg afdrukken’ op de grond dat van afsnijden slechts sprake kan zijn als het afgesneden voortuig náást het afsnijdende voertuig is gekomen, terwijl alleen van ‘van de weg afdrukken’ kan worden gesproken als door intensief contact het ene voertuig het andere van de weg af duwt.
Het hof volgt de raadsman niet in dit betoog, omdat hij naar het oordeel van het hof een beperktere dan de gangbare definitie van bedoelde begrippen hanteert.
Hetgeen de raadsman overigens naar voren heeft gebracht vindt zijn weerlegging in de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen.
De verweren worden, in al hun onderdelen, verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primairtenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 mei 2014 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf aan een persoon genaamd [benadeelde], hoofdagent van politie, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto, merk Volkswagen, type Lupo, rijdende met een zeer hoge snelheid
- meermalen krachtig en onverwacht heeft geremd, terwijl een politievoertuig waarin die [benadeelde] was gezeten vlak achter hem, verdachte, reed, ten gevolge waarvan die [benadeelde] met zijn dienstvoertuig tegen de achterkant van verdachtes voertuig is aangereden, en
- meermalen een in dezelfde richting (en naast hem) rijdend politievoertuig waarin die [benadeelde] was gezeten, heeft getracht af te snijden of van de weg af te drukken, waarbij hij, verdachte, voornoemd politievoertuig aan de zijkant heeft geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg – primair – bewezenverklaarde veroordeeld tot
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren,
  • een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en
  • een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot
  • een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en
  • een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar. In zijn streven aan de politie te ontkomen is de verdachte met zijn auto met hoge snelheid weggereden. Tijdens zijn vlucht heeft hij, terwijl de politieambtenaar vlak achter hem reed, meermalen geremd en heeft hij de dienstauto afgesneden dan wel geprobeerd van de weg te drukken. De verdachte heeft met zijn rijgedrag bewust enorme risico’s genomen en een zeer gevaarlijke situatie veroorzaakt voor de desbetreffende politieambtenaar. Het handelen van de verdachte had zeer ernstige gevolgen kunnen hebben en het is geenszins aan de verdachte te danken dat deze gevolgen zich niet hebben verwezenlijkt. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 januari 2017 eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld. Bovendien liep de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde in de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een reclasseringsrapport van 31 juli 2014 van Reclassering Nederland. Uit dit rapport komt naar voren dat de verdachte financiële problemen heeft en een bijstandsuitkering ontvangt, niet is gemotiveerd mee te werken aan een eventueel op te leggen reclasseringstoezicht en dat de reclassering na het eerste gesprek geen contact meer heeft kunnen krijgen met de verdachte. De raadsman heeft in hoger beroep meegedeeld dat de verdachte af en toe werkzaam is in de autobranche, maar tijdelijk in verband met rugklachten niet werkte. In een en ander ziet het hof geen aanleiding om tot matiging van de op te leggen straffen over te gaan.
In het licht van het voorgaande acht het hof, anders dan de rechtbank, oplegging van een taakstraf onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezen geachte feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Daarom zal een gevangenisstraf worden opgelegd. Een deel daarvan zal in voorwaardelijke vorm worden gegoten, zulks teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Nu de verdachte de door hem bestuurde auto als wapen heeft gebruikt en aldus op een volstrekt onverantwoorde wijze aan het verkeer heeft deelgenomen, acht het hof tevens aangewezen dat hem gedurende geruime tijd de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt ontzegd.
Het hof acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een geheel onvoorwaar-delijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter compensatie van immateriële schade. Deze bedraagt € 700. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte heeft zijn aansprakelijkheid voor de schadeveroorzakende gebeurtenis betwist. Nu het hof de verdachte strafrechtelijk verantwoordelijk houdt voor het primair ten laste gelegde, is daarmee de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de verdachte voor de daaruit rechtstreeks voorvloeiende schade gegeven.
Ter terechtzitting in hoger beroep is de vordering van de benadeelde partij verder niet door de verdachte betwist, in het bijzonder niet ten aanzien van de grondslag daarvan, de causale relatie tussen de gestelde schade en het bewezen geachte en de omvang van de opgevoerde schade.
Bij die stand van zaken is het hof van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden als opgevoerd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 21 mei 2014.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte bij vonnis van 30 juli 2012 in de zaak met parketnummer 96-045590-12 ter zake van overtreding van artikel 30, vierde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Dit vonnis is op 24 november 2012 onherroepelijk geworden. De proeftijd is ingegaan op 24 november 2012 en geëindigd op 24 november 2014.
De rechtbank Amsterdam heeft bij het vonnis waarvan beroep de oproeping voor de behandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging nietig verklaard, nu niet was gebleken dat die oproeping was betekend.
Het hof is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging in hoger beroep opnieuw aan de orde is.
Het hof heeft geconstateerd dat de veroordeelde in hoger beroep deugdelijk is opgeroepen teneinde te worden gehoord op de vordering.
Uit de processen-verbaal van de terechtzittingen in eerste aanleg blijkt voorts dat het openbaar ministerie op 9 oktober 2015, in aanwezigheid van de verdachte en de raadsman, de vordering tot tenuitvoerlegging uitdrukkelijk aan de orde heeft gesteld en dat op de nadere terechtzitting van 31 maart 2016 de gemachtigde raadsman desgevraagd heeft meegedeeld dat hij en zijn cliënt deze vordering op de eerdere terechtzitting hadden ontvangen.
Het hof is onder die omstandigheden van oordeel dat de veroordeelde tijdig op de hoogte is geraakt van de vordering tot tenuitvoerlegging en dat hij door het ontbreken van een oproeping in eerste aanleg niet in zijn verdediging is geschaad.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan het thans bewezenverklaarde strafbare feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 700 (zevenhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 700 (zevenhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 30 juli 2012, parketnummer 96-045590-12, te weten:
ontzegging van de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.M. van Woensel en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 maart 2017.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]